In 1969 stelde de Amerikaanse kunstenares Mierle Laderman Ukeles in haar manifest de volgende vraag: “Wie zal na de revolutie op maandagochtend het vuilnis opruimen?”. Als onderdeel van een van de bijbehorende performances schrobde ze de trappen van een museum in Connecticut. Ukeles vond dat onderhoudsactiviteiten, zoals schoonmaken en koken, essentiële vormen van arbeid zijn die het dagelijks leven in stand houden, maar die helaas vaak over het hoofd worden gezien of als vanzelfsprekend worden beschouwd.
Ukeles Maintenance Art weerspiegelt de bekommernis van de tweede feministische golf over de onzichtbaarheid van het huishoudelijke werk dat door vrouwen wordt uitgevoerd. De International Wages for Housework Campaign, die tevens tijdens de jaren 1970 ontstond, eiste erkenning en compensatie voor onbetaalde huishoudelijke arbeid.[1] De beweging wilde de economische en sociale bijdragen van huisvrouwen benadrukken en pleitte voor een maatschappelijke herwaardering van hun arbeid. Voorstanders betoogden dat het toekennen van een monetaire waarde aan huishoudelijk werk kwesties van economische ongelijkheid zou kunnen aanpakken, vrouwen economisch sterker zou maken en traditionele genderrollen zou uitdagen.
Het is dan ook niet verrassend dat de discussie over het Universeel Basisinkomen (UBI) zijn weg heeft gevonden naar de feministische beweging. Voor feministen kan het verleidelijk zijn om naar het UBI te kijken als een manier om dit soort werk te waarderen door vrouwen te compenseren voor hun tweede shift. Voor de voorstanders wordt UBI gezien als erkenning van werk dat buiten de markt bestaat, zoals artistieke activiteiten, en van het over het hoofd geziene en onbetaalde zorgwerk dat nog steeds voornamelijk door vrouwen wordt verricht. Dit omvat de zorg voor kinderen, ouderen en mensen met een handicap. Door een gegarandeerd inkomen te bieden, zouden vrouwen meer flexibiliteit hebben om betaald werk en zorgtaken in evenwicht te brengen, waardoor de loonkloof tussen mannen en vrouwen zou verminderen. Zorgwerk zou zo aantrekkelijker worden, vooral in vergelijking met het beschikbaar alternatief van laagbetaalde banen. Sommigen denken dat het universele karakter van UBI iedereen in staat zou stellen zorgwerk op zich te nemen en zo de gendergerelateerde verdeling van zorgwerk zou verminderen. [2]
Het probleem is echter dat door financiële compensatie te bieden voor traditioneel onbetaald huishoudelijk werk, de samenleving mogelijk onbedoeld de notie zou kunnen bevestigen dat dergelijke verantwoordelijkheden inherent vrouwelijke taken zijn. Dit zou genderrollen verder kunnen versterken, door te suggereren dat zorgtaken en huishoudelijke taken exclusief het domein van vrouwen zijn. Bijgevolg kan het compenseren van vrouwen voor deze taken functioneren als een soort “zwijggeld” dat in plaats van het uitdagen en ontkrachten van bestaande stereotypen, dit rollenpatroon onbedoeld zou voortzetten. [3] Bovendien, als vrouwen betaling ontvangen voor huishoudelijk werk, kan dit de stimulans voor mannen om actief bij te dragen aan zorg- en huishoudelijke taken verminderen. Bovendien zou de gelijke verdeling van UBI elk potentieel effect op het verkleinen van de kloof kunnen teniet doen, aangezien zowel mannen als vrouwen financiële steun zouden ontvangen, ongeacht hun betrokkenheid bij onbetaald huishoudelijk werk.
Het blijft de vraag of betaald worden voor huishoudelijk werk werkelijk leidt tot een betere sociale waardering. Uiteindelijk is een deel van dit zorgwerk reeds overgenomen door betaalde werknemers, opnieuw voornamelijk vrouwen. In welgestelde gezinnen worden het huishouden en de kinderopvang uitbesteed aan betaalde werknemers. UBI zou meer gezinnen toegang kunnen geven tot schoonmaaksters en nannies, maar zou de gendergerelateerde aard van dit soort werk niet veranderen; het zou slechts de klassenstructuur ervan versterken.
Voorstanders van het universeel basisinkomen argumenteren ook dat het voor vrouwen makkelijker zou zijn om gewelddadige partners te verlaten. [4] Door vergrote financiële onafhankelijkheid zou een UBI de economische afhankelijkheid van vrouwen van partners of familieleden verminderen. Zoals in december werd gemeld in de Belgische pers, kreeg een vrouw, die door een rechter naar een opvangcentrum was gestuurd na een geval van huiselijk geweld, later een rekening van 3000 euro gepresenteerd voor haar verblijf die ze niet kon betalen. Echter is het niet verzekerd dat een UBI-inkomen haar zou hebben geholpen om deze rekening te betalen, omdat ze alles reeds aan haar levensonderhoud zou hebben uitgegeven. Een betere oplossing bestaat uit meer te investeren in structurele oplossingen om vrouwen zoals haar uit gevaarlijke situaties te halen, en hen te voorzien van sociale huisvesting na een verblijf in de vrouwenopvang.
In België wordt het probleem van financiële afhankelijkheid verergerd door het statuut van samenwonenden, waarbij de uitkeringen worden gekoppeld aan de relatiestatus. Het inkomen wordt berekend in relatie tot het huishouden in plaats van op individuele basis, waardoor de financiële afhankelijkheid van één deelnemer tegenover de partner wordt versterkt. Vrouwen die een werkloosheidsuitkering ontvangen zijn hier oververtegenwoordigd. [5] In Groot-Brittannië was deze individualisering van rechten trouwens één van de eerste eisen van de tweede feministische golf. Sommige Britse feministen pleitten tegelijk ook voor een universeel basisinkomen als een manier om een einde te maken aan elke vorm van inkomenscontrole en door de staat gesanctioneerde spionage van privé-relaties. [6] In België wordt het afschaffen van het samenwonende statuut gesteund door vakbonden en het sociale middenveld.
Zelfs wanneer voorstanders van het basisinkomen dit zien als een aanvulling op bestaande welvaartssystemen, roept dit vragen op over haar duurzaamheid. Wat zal als eerste verdwijnen zodra de volgende golf van bezuinigingspolitiek onze samenleving treft: het zichtbare bedrag dat elke burger maandelijks op zijn bankrekening ontvangt, of de hulp of dienst die pas wordt opgemerkt als men er daadwerkelijk behoefte aan heeft? Een prominente kritiek, zoals onderzocht door Daniel Zamora en Anton Jäger in hun boek Welfare for Markets: A Global History of Basic Income (2023), draait rond de bezorgdheid dat UBI essentiële sociale diensten kan ondermijnen en kan leiden tot de ontmanteling van bestaande welvaartssystemen (zie ook het interview met Jäger in Aktief 4/2023). Gebruikt als een rechtvaardiging om te snijden in diensten zoals kinderopvang, gezondheidszorg en onderwijs, zou een beroep op het UBI vrouwen die sterk afhankelijk zijn van deze bestaande ondersteuningssystemen onevenredig hard kunnen treffen. Dit is des te meer het geval wanneer men stelt dat elk inkomensvoordeel door het UBI een tijdelijk gegeven kan zijn. Er bestaat inderdaad geen garantie dat de plotselinge toename van koopkracht niet zal worden geneutraliseerd door de dominante marktmacht van het kapitaal. Werkgevers zouden snel kunnen besluiten om lonen te verlagen of ze niet meer te verhogen, aangezien werknemers nu toch dit extra inkomen krijgen; verhuurders zouden zich snel realiseren dat het tijd is om de huur opnieuw te verhogen.
Met het oog op deze kritieken is het noodzakelijk om alternatieve strategieën te verkennen die genderongelijkheden effectiever kunnen aanpakken. Een dergelijke strategie is de eis voor een vermindering van het aantal werkuren. Door iedereen minder te laten werken en tegelijkertijd een volledig salaris te laten behouden, zou deze benadering de loonkloof tussen mannen en vrouwen kunnen verkleinen. Ook het gelijktrekken van het ouderschapsverlof tussen mannen en vrouwen kan een andere maatregel zijn die positief bijdraagt aan de carrière van vrouwen. De impact van zorgverantwoordelijkheden wordt immers verminderd voor vrouwen.
De potentiële negatieve gevolgen van een gegarandeerd basisinkomen voor gendergelijkheid maken het minder aantrekkelijk in vergelijking met een welvaartsstaat met goede voorzieningen. Door essentiële goederen, diensten en gerichte financiële steun te leveren, is een dergelijk regime beter in staat de status en kansen van vrouwen te verbeteren. Bovendien dragen alternatieve strategieën, zoals het verminderen van werkuren en het bevorderen van gelijk ouderschapsverlof, bij aan een meer alomvattende en duurzame benadering om gendergelijkheid op de arbeidsmarkt te bereiken. In het licht van deze overwegingen wordt het duidelijk dat een universeel basisinkomen, met name in de huidige culturele context, contraproductief zou zijn voor gendergelijkheid. Het is cruciaal om prioriteit te geven aan beleidsmaatregelen die niet alleen reageren op veranderende maatschappelijke behoeften, maar ook actief bijdragen aan het voortdurende streven naar gendergelijkheid.
[1] Toupin, Louise. Wages for Housework: The History of an International Feminist Movement, 1972-77. Pluto Press, 2018, p.2.
[2] Baker, John. “All Things Considered, Should Feminists Embrace Basic Income?” Basic Income Studies, vol. 3, no. 3, 2008, p. 5.
[3] Robeyns, Ingrid. “Hush Money or Emancipation Fee? A Gender Analysis of Basic Income”. Basic Income on the Agenda: Policy Objectives and Political Chances, ed. Loek Groot en Robert-Jan van der Veen, Amsterdam University Press, 2000, p. 130.
[4] Miller, Annie, Yamamori, Toru en Zelleke, Almaz. “The Gender Effects of a Basic Income”. The Palgrave International Handbook of Basic Income, ed. Torry Malcolm, Springer International Publishing, 2023, p. 191.
[5] Mémorandum du Service de lutte contre la pauvreté, p. 26, luttepauvrete.be/publications/memorandum2019.pdf
[6] Yamamori, Toru. “The Forgotten Feminist History of the Universal Basic Income.” History Workshop, 20 Jan. 2023, www.historyworkshop.org.uk/feminism/the-forgotten-feminist-history-of-the-universal-basic-income/.