Winnen van oliegiganten: de bezetting van RBP begon op 1 september 1978
De arbeiders van RBP (Raffinerie Belge de Pétrole; eigendom van OXY – Occidental Petroleum) begonnen op 1 september 1978 een tot de verbeelding sprekende bezetting van hun bedrijf, die 11 maanden duurde tot 6 augustus 1979.
Tegen alle regels van de CAO in kondigde OXY slechts een goede maand op voorhand de sluiting op 7 september 1978 aan, hoewel normaal gezien 3 maanden vereist waren. RBP was de oudste olieraffinaderij van België (1934) en de bakermat van de Antwerpse petrochemie. RBP had in 1969 nog een renteloze lening van 780 miljoen frank van de staat gekregen. OXY haalde de oliecrisis van 1973 aan om het bedrijf te sluiten. Maar daar hechtten de arbeiders geen geloof aan. In de jaren daarvoor had OXY namelijk grote winsten gemaakt, maar sinds 1974 werd RBP uitgekleed en wou OXY de Europese markt verlaten om haar winsten veilig te stellen. Geregeld waren er kandidaat-overnemers opgedaagd.
Vakbonden eisen nationalisatie
De vakbonden eisten de overname door de staat van de stockage-afdeling in toepassing van het regeerakkoord waarin de oprichting van een “Nationale Maatschappij voor Aankoop en Stockage van Ruwe Aardolie” werd voorzien. Zij eisten ook het behoud van de bitumenafdeling: samen 120 arbeiders. Werkzekerheid in de sector bij collectief ontslag, waar de arbeiders 15 jaar voor gevochten hadden, stond in de CAO ingeschreven. Dus moest RBP tewerkstelling elders in de sector voorzien.
Staatssecretaris voor streekeconomie Mark Eyskens (CVP, nu CD&V) weigerde de optie van nationalisatie van RBP en wou enkel zoeken naar een overnemer. Minister van Economie Willy Claes (BSP, nu Vooruit) zag alleen toekomst in de bitumenafdeling. Ondanks de toezegging van Esso (nu Exxon Mobil) om enkele tientallen arbeiders over te nemen weigerde de petroleumfederatie elke stap in die richting. Het petroleumpatronaat wou na de verwijdering van de hoofdafgevaardigde voor het ABVV Miel De Bruyne uit SIBP (vandaag Total Energies) in 1976, opnieuw een militante arbeiderskern uitschakelen.
Arbeiders bezetten hoofdgebouw
Op 1 september 1978 trok Honoré Kerschaever, hoofdafgevaardigde voor het ABVV, met 56 vastbesloten arbeiders het hoofdgebouw van RBP binnen om de sluiting op 6 september te verhinderen. Het aantal bezetters groeide daarna aan tot 160 arbeiders. De bedienden hadden hun ontslagvergoeding aanvaard en waren niet bij de bezetting betrokken. Alles was goed voorbereid: bedden werden binnengehaald, onderhoudsmateriaal en voedsel. Verlofregelingen werden uitgewerkt en afspraken werden gemaakt wanneer men het thuisfront kon opzoeken. De arbeiders waren vastbesloten: RBP moest open blijven. Zij waren overtuigd van hun kwaliteiten als petroleumarbeider en ook dat hun modern bedrijf nog een toekomst had. Van minister van Tewerkstelling Guy Spitaels (PSB, nu PS) kregen zij vrijstelling van stempelcontrole zodat ze het bedrijf niet moesten verlaten, wat belangrijk was om de bezetting te kunnen volhouden.
De verontwaardiging van de arbeiders in andere petroleumbedrijven over het niet respecteren van de CAO was groot. Er waren al acties geweest tegen de petroleumfederatie in de Belliardstraat in Brussel en een 24-urenstaking had ook geen soelaas gebracht. Om de druk te vergroten legde een algemene staking de hele sector lam van 11 september 1978 tot 1 oktober 1978. De bevoorrading van het land kwam in het gedrang: vliegtuigen dreigden zonder kerosine te vallen, sommige industrieën dreigden plat te vallen. Maar vanuit de buurlanden werd olie aangevoerd en de bedienden namen werk over van de arbeiders. De staking werd stopgezet omdat 63% van de stemmen niet voldoende was om verder te doen (66% was vereist). Dat was een grote teleurstelling voor de bezetters van RBP.
Ook de vrouwen roerden zich om de solidariteit met de bezetters te ontwikkelen. Zo probeerden zij de hetze tegen de bezetters in de pers tegen te gaan. Zij betoogden in De Keyserlei, gingen naar Mathilde Schroyens, burgemeester van Antwerpen en naar de BRT (nu VRT). Zij gaven een petitie af aan het koninklijk paleis, zij bezochten andere bedrijven (Bayer, Cockerill Yards, Boel, …), zij trokken naar Charleroi en organiseerden een solidariteitsbal. Er werd verbroederd met andere bezette of stakende bedrijven als Salik en Heymeiers.
Overname door Coastal
In februari 1979 verschijnt er dan een geloofwaardige overnemer, Coastal State Gas. Coastal dacht dat de “vermoeidheid” van de bezetters haar zou toelaten haar eigen voorwaarden voor de overname op te leggen. Zij wilden aanvankelijk geen werkzekerheid waarborgen. Niet-bezetters zouden op gelijke voet behandeld worden als bezetters. De arbeiders zouden strenge vakproeven moeten ondergaan voor ze konden aangeworven worden. De arbeiders weken evenwel niet. Het was eerder Coastal dat moest buigen. Op 4 juli werd een principe-akkoord gesloten met de vakbonden van de arbeiders. Coastal betaalde naar schatting 750 miljoen frank voor de overname van RBP.
Minstens 100 arbeiders werden met werkzekerheid aangenomen. Brugpensioen werd toegekend aan 33 arbeiders: van 60 jaar of ouder of aan arbeiders van 55 tot 60 jaar die brugpensioen aanvroegen (24 onder hen zijn bezetters). 33 anderen kregen een gouden handdruk van OXY, waaronder 11 arbeiders die niet door de fysische en psychische selectieproeven waren gekomen.
De arbeiders zagen het geheel als een grote overwinning op 2 multinationals (OXY en Coastal). Een bezetter, Rik Polfliet, die niet door de selectieproeven kwam door hartproblemen, verwoordde het zo: “Een oorlog vraagt altijd slachtoffers, ook aan de kant van de overwinnaars”.
De bezetting leverde het bewijs dat een goed georganiseerde en gedisciplineerde bezetting onder een bekwame leiding resultaten kon afwerpen. Bedrijfsbezetting werd aanvaard als syndicale strategie, als een staking onvoldoende zou blijken.
Tijdens de bezetting was er een hechte band gegroeid tussen de vakbondsleiding, vooral belichaamd door Marcel Schoeters van de Algemene Centrale van het ABVV, en de bezettende arbeiders en hun bezetterscomité. Er waren geen achterkamerbeslissingen. De besluitvorming was transparant en de bezetters konden bij alle beslissingen zich democratisch uitspreken.
Tranen van leed en vreugde
De Algemene Centrale bestempelde deze bezetting in haar congrestekst als een mijlpaal in de arbeidersbeweging: “Nooit werd een arbeidersepos zo intens beleefd met vertwijfeling, angst, verbetenheid, wilskracht en tranen, tranen van leed en vreugde, toen uiteindelijk de uitzichtloos geachte overwinning toch werd behaald”, scheef de vakbond.
Vandaag heet het bedrijf ATPC (Antwerp Terminal Processing Company). Het is eigendom van VTTI, een multinational gespecialiseerd in de opslag van energieproducten over heel de wereld. Na de sluiting van de raffinaderij in 2021 werken er nog een 100-tal mensen. Het bedrijf houdt zich enkel nog bezig met opslag van ruwe olie, stookolie, diesel, benzine, gas, bitumen en LPG.
Bijdrage van Jef Vanhemel – Masereelfonds Antwerpen.