Het is vijf na twaalf, en om het klimaat te redden hebben we niet morgen, maar nu maatregelen nodig. Die boodschap kreeg in 2018 en 2019 wereldwijd miljoenen mensen op straat, jongeren op kop. Als de klimaatbeweging er niet in slaagt zich achter een sociale visie te scharen die breekt met het kapitalisme, dreigt die boodschap op niets uit te draaien.
Sander Claessens studeerde internationale politiek en sociale en culturele antropologie aan de KU Leuven. Hij is voorzitter van de Leuvense afdeling van Comac, de studentenbeweging van de PVDA, en werkte voor de PVDA-fractie van het federaal parlement.
December 2018. Zeker 75.000 mensen kwamen op straat in Brussel op wat de grootste klimaatbetoging in de geschiedenis van ons land werd. Greta Thunberg, op dat moment 15 jaar en ‘s werelds meest bekende klimaatactivist, haalde overal de krantenkoppen omdat ze al sinds augustus weigerde naar school te gaan. Want waarom zouden jongeren nog studeren voor de toekomst, wanneer die toekomst in brand staat? De staking die ze elke week voor het Zweedse parlement in Stockholm organiseerde, vond gehoor in de rest van de wereld. Een maand na de massabetoging lanceerden Anuna De Wever en Kyra Gantois de oproep om elke donderdag naar Brussel af te zakken. In de daaropvolgende maanden mobiliseerden zich tienduizenden scholieren. Later sloten ook duizenden studenten zich aan. De klimaatbeweging maakte een grote sprong vooruit. Ze was nog nooit zo talrijk, en onder de impuls van jonge leiders die in heel de wereld opstonden ook nog nooit zo internationaal. De klimaatbeweging is een massabeweging geworden.
Het klimaat werd dat jaar besproken zoal nooit tevoren. De boodschap was simpel maar helder. Als de politiek nu niet ingrijpt om de klimaatverandering te stoppen, zal het klimaat alles om ons heen veranderen. Klimaat moest het verkiezingsthema worden. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is die boodschap niet meer dan logisch. Terwijl landen blijven aanmodderen en de jaarlijkse uitstoot wereldwijd stijgt, voorspelt het IPCC dat we de uitstoot moeten doen dalen met 65% tegen 2030 als we een reële kans willen maken om tegen 2050 in een klimaatneutrale samenleving te leven. En dat is dan nog een conservatieve schatting. Dat er nu iets moet gebeuren, is dan ook duidelijk. Veel burgers doen al hun best om ecologisch te leven, maar nu is het aan de politiek om haar verantwoordelijkheid te nemen.
De wetten van het kapitalisme versus die van de natuur
Als we de cijfers erbij halen, is het ook duidelijk waar de politiek moet ingrijpen. In België mogen 300 bedrijven 40% van de uitstoot op hun conto schrijven. Als we nog dieper inzoomen, zien we dat de vijf bedrijven Engie-Electrabel, Total, ArcelorMittal, BASF en ExxonMobil verantwoordelijk zijn voor 20% van de Belgische uitstoot. Dat is bijna evenveel als wat de huishoudens van 10 miljoen Belgen samen uitstoten. Sinds 1988 komt 71% van de wereldwijde CO2-uitstoot van 100 multinationals. Op vlak van vervuilende consumptie stoten volgens de bekende klimaatwetenschapper Kevin Anderson de 4% hoogste inkomens van de wereld 64% van de broeikasgassen uit. “Onze beschaving wordt geofferd voor een heel kleine groep mensen om enorm veel geld te blijven verdienen”, zei Greta Thunberg in een vlammende speech aan de wereldleiders op de VN-klimaattop in Polen.
Thunberg heeft gelijk. De verklaring daarvoor is te zoeken in het systeem zelf. In het kapitalisme staan bedrijven in concurrentie met elkaar. Ze moeten zo veel mogelijk produceren om zoveel mogelijk te verkopen. Dat geld moet gaan naar nog winstgevendere investeringen om nog meer te verkopen. Dat die productie de planeet vernietigt doet er niet toe, wel hoeveel winst het oplevert. “Niet de gebruikswaarde staat centraal, maar de naakte ruilwaarde”, zegt bioloog en PVDA-parlementslid Jos D’Haese daarover in het linkse tijdschrift Lava.[i] Als de natuur veel geld opbrengt, maar vervuilen niets kost, moeten we er een prijs op plakken. Dat is tot nu toe het antwoord geweest van het mainstream ecologisme en veel beleidsmakers op deze impasse. Toen in 1997 het bekende Kyoto-protocol werd ondertekend door de meeste industriële landen, werden er mechanismen bedacht om die filosofie ook in de praktijk om te zetten. Het werd voor landen mogelijk om een emissiehandelssysteem op te zetten, ook wel ‘cap and trade’ genoemd. De logica daarbij is dat bedrijven een hoeveelheid broeikasgassen mogen uitstoten tot aan een bepaalde grens (de ‘cap’). Wie boven die grens zit, kan emissies aankopen bij bedrijven die onder de grens zitten (de ‘trade’). In de EU heet dit marktmechanisme het Europese emissiehandelssysteem (ETS). De grens die wordt opgelegd, zakt elk jaar met 2,2% (tot vorig jaar met 1,74%). Slechts 40% van de Europese broeikasgassen valt onder dit systeem, voornamelijk energie, industrie en luchtvaart. In België gaat het over 304 bedrijven. De uitstoot in België is de laatste jaren gedaald met gemiddeld 1% per jaar en stagneert sinds 2015.[ii] De uitstoot van de ETS-sectoren stagneert zelfs al sinds 2013.[iii] We zouden 9 à 10 keer sneller moeten gaan om het tempo te halen dat het IPCC voorschrijft. Het verhandelen van CO2 heeft amper iets opgeleverd.
Een andere piste die voorstanders van een marktsysteem naar voor schuiven is de koolstoftaks. Het idee is dat de vervuiler per ton CO2 een prijs betaalt. Pieter Timmermans, topman van het Verbond der Belgische Ondernemingen (VBO) is voorstander, net zoals vele anderen uit de industrie. Onlangs schreef minister van Klimaat Zakia Khattabi (Ecolo) in haar beleidsnota dat ze dergelijke heffing zo snel mogelijk wil invoeren. Ze zou daarbij kijken naar het onderzoek gestart onder haar liberale voorganger Marie-Christine Marghem (MR). De taks zou geheven kunnen worden op essentiële zaken als diesel, benzine, gas en stookolie. Het gematigde scenario begint met 10 euro per ton CO2 en loopt op naar 70 euro tegen 2030. Kostprijs voor een gemiddeld gezin: 281 euro per jaar. Ecotaksen zoals de koolstoftaks wegen vooral door in de portefeuille van doorsnee gezinnen en werken soms zelfs omgekeerd herverdelend.[iv] Een vaak gehoord tegenargument is dat men de taks wel met sociale correcties moet opvangen. Maar zelfs dan is er nog maar de vraag hoe effectief zo’n marktmechanismen zijn. Zaken als elektriciteit, benzine, diesel of voeding hebben een lage prijselasticiteit. Dat wil zeggen dat het weinig uitmaakt hoe duur je ze maakt, mensen gaan niet stoppen met wonen, zich te verplaatsen of te eten. Bovendien zijn zo’n taksen veel gemakkelijker te dragen voor wie al veel geld heeft. Het principe van ‘de vervuiler betaalt’ wordt zo snel ‘de betaler vervuilt’. Anderen pleiten dan weer dat de opbrengsten gebruikt worden om alternatieven voor vervuilende activiteiten vrij te maken. Maar wanneer de taks haar doelstelling haalt – de uitstoot verminderen – droogt haar inkomstenbron op. Wie gaat dan bijvoorbeeld een sterk openbaar vervoernetwerk blijven betalen?
Fundamenteel verschuilen marktmechanismen een maatschappelijke keuze. Want hoeveel geld plak je op de natuur? Hoe bepaal je de prijs van een regenwoud, een koraalrif of een ton CO2? Tijdens de transitie naar een klimaatneutrale wereld zullen bepaalde sectoren nog even moeten uitstoten. Ze zullen gebruik moeten maken van het zogenaamde koolstofbudget dat ons nog rest om onder 1,5°C opwarming te blijven. Is de prijs voor de uitstoot dan hetzelfde voor een fabriek van ArcelorMittal, een Formule 1-wedstrijd of een ziekenhuis? Gezien de grote verantwoordelijkheid van de superrijken op deze planeet, zou je denken dat zij voor de kosten moeten opdraaien. Een vlaktaks die voor iedereen hetzelfde blijft, is niet bepaald klimaatrechtvaardig te noemen.
Het onrechtvaardige karakter van marktmechanismen heeft een negatieve invloed op het draagvlak bij de bevolking. De partij Groen haalde vorig jaar, na een wervelende periode van klimaatstakingen en een relatief grote populariteit bij jongeren, een teleurstellend verkiezingsresultaat. Terwijl de peilingen voorspelden dat het de op één na grootste partij zou worden met 15,6%, strandde het op de zesde plaats met honderdduizenden stemmen minder dan tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. Vlaams Belang, dat zich vijandig opstelt tegenover de klimaatbeweging en niet vies is van klimaatscepticisme, werd de tweede grootste partij en kroonde zich tot grote winnaar.
“Het is vrijdagavond, 15 maart 2019 even voor 21 uur en de campagne van Groen, die in feite nog maar pas echt uit de startblokken geschoten is, is voorbij”, schreef De Morgen daarover. Het is een verwijzing naar Kristof Calvo die hun klimaatplan op televisie moest toelichten, maar deed uitschijnen dat een paar honderdduizend Belgen met een bedrijfswagen 500 euro salaris zouden verliezen. “Heb je poen, stem dan groen: daar is te weinig antwoord op gekomen”, zei toenmalig voorzitter Wouter Van Besien daarover. “De kilometerheffing, de vliegtuigtaks, de (veronderstelde) vleestaks, het kwam in de beeldvorming allemaal op de ‘gewone man’ terecht.” Ook de klimaatbetogers kregen het verwijt te horen dat ze mensen de armoede in zouden willen duwen. “Scholieren die betogenvoor het klimaat betogen tegen hun eigen welvaart”, zei Marc De Vos van de neoliberale denktank Itinera voor Knack. De ‘blauwgroene motor’ waar Meyrem Almaci over sprak – meebesturen met de liberalen om een klimaatprogramma uit te voeren – heeft bij een groot deel van de bevolking voor een afkeer gezorgd.
Een ambitieus plan dat breekt met het systeem
“Wanneer oplossingen binnen het systeem niet mogelijk zijn, moeten we misschien het systeem zelf veranderen”, aldus Greta Thunberg. De marktmechanismen die zich neerleggen bij het kapitalisme, zullen het klimaat niet redden. Het Planbureau heeft berekend dat om de doelstellingen van het IPCC voor België te halen, we elk jaar minstens 10 miljard euro moeten mobiliseren. Om de uitstoot te doen zakken, moet je kort gezegd twee dingen doen: zo weinig mogelijk energie gebruiken en alle energie hernieuwbaar maken. En dan hebben we nog niet gesproken over de schadelijke effecten van ons landbouwmodel, de excessieve veeteelt, de houtkap, enzovoort. De uitdaging is zo immens dat het een illusie is daarin te slagen door de markt bij te sturen.
In de Verenigde Staten stellen Alexandria Ocasio-Cortez en Bernie Sanders een Green New Deal voor. Via grootschalige publieke investeringen willen zij met dit plan tegen 2030 naar 100% hernieuwbare energie gaan, gebouwen isoleren, slimme warmte- en energienetwerken uitrollen en een sterk openbaar vervoer uitbouwen. In plaats van het klimaat aan de markt over te laten, neemt de overheid zelf het heft in handen en haalt ze de miljarden die nodig zijn bij de grote vervuilers. Het zou bovendien miljoenen jobs kunnen creëren, want om het plan uit te voeren zal veel volk nodig zijn. “De Green New Deal roept de overheid op om de broeikasgasuitstoot drastisch te verlagen, hoogbetaalde jobs te creëren, te verzekeren dat gezonde lucht, proper water en gezonde voeding een mensenrecht zijn en alle vormen van onderdrukking te beëindigen”, schrijft The New York Times daarover.
In zijn nieuwe boek Ze zijn ons vergeten stelt PVDA-voorzitter Peter Mertens een gelijkaardig idee voor. Het Prometheusplan wil Europa op een sociale een ecologische manier heropbouwen via massale publieke investeringen. Via een Europees publiek energieconsortium wil het energienetwerken in heel Europa aanleggen. Windenergie opgewekt in de Baltische Zee of zonne-energie aan de Middellandse Zeekust kan via slimme energienetwerken heel Europa rondgaan. Via waterstof kunnen we elektriciteit tijdens pieken opslaan om te gebruiken wanneer er minder wind of zon is. Alle warmte die de industrie produceert kan worden opgevangen in warmtenetwerken die onze steden verwarmen in de winter. Er kan een derde betaler-systeem worden opgezet, waarbij de overheid gezinnen voorschiet om massaal hun woning te isoleren. Omdat er daardoor minder energie zal worden gebruikt, kunnen mensen het via een lagere energiefactuur gemakkelijk terugbetalen. Er kan een performant en gratis openbaar vervoernetwerk worden aangelegd, met voldoende plaats om je fiets mee te nemen. Europese steden kunnen worden verbonden via dag- en nachttreinen die goedkoper zijn dan het vliegtuig.
Een Europese vermogensbelasting op de superrijken kan de miljarden mobiliseren die nodig zijn. Daarmee worden niet de doorsnee gezinnen getroffen, maar de grote vervuilers die de meeste verantwoordelijkheid dragen. Via een Europese openbare bank kunnen ook leningen worden gegeven aan duurzame projecten die helpen in de klimaattransitie. In plaats van de emissiehandel die nu bestaat, kunnen we de grote vervuilers bindende uitstootnormen opleggen. Zo worden ze zelf gedwongen om miljarden te investeren om hun productieprocessen klimaatneutraal te maken. Het plan voorziet daarnaast ook in investeringen in de zorg of in een publiek digitaal consortium. Bovendien gaat het over kosten die zich op lange termijn terugverdienen. Elke cent die we nu niet uitgeven aan de groene transitie, zal ons later miljarden aan schade opleveren. En ook dit plan zou honderdduizenden nieuwe jobs kunnen opbrengen en mensen die in de fossiele sector werken een beter alternatief geven.
We zullen iedereen nodig hebben
Net zoals de verantwoordelijkheid van deze crisis ongelijk verdeeld is, zijn de gevolgen dat ook. Het zijn niet de rijken in paleizen met airco die de gevolgen als eersten zullen voelen. Een beeld dat me altijd zal bijblijven is dat van bejaarden die ronddrijven in een rusthuis in Texas nadat orkaan Harvey in 2017 een ravage aanrichtte. De Europese hittegolf van 2003 maakte 15.000 dodelijke slachtoffers in Frankrijk, de meerderheid oudere bewoners in hoge appartementen zonder airco. De mensen die rond Hoboken wonen zijn al jaren slachtoffer van de loodvergiftiging van grootvervuiler Umicore. Om maar te zwijgen van de miljoenen bewoners in het Zuiden, waar moessons, droogtes of bosbranden menselijke drama’s veroorzaken.
De klimaatbeweging zou veel kunnen leren uit de sociale geschiedenis. Want er is één kracht in de maatschappij die bewezen heeft wat ze kan verwezenlijken. Het zijn de miljoenen mensen die tot de werkende klasse behoren en nodig zijn om de samenleving te doen draaien. Zij staan centraal in de productie en hebben een enorme macht om het kapitalisme te doen wankelen. Elk jaar leggen in Duitsland een duizendtal klimaatactivisten van de beweging Ende Gelände een bruinkoolmijn stil van energiegigant RWE. Dat doen ze al sinds 2015 en is telkens een indrukwekkend beeld. Het doel is een dag voorkomen dat er winsten worden gemaakt op één van de meest vervuilende grondstoffen. Beeld je in wat er kan gebeuren als de werknemers van die sectoren zelf beslissen het werk neer te leggen? Het is niet toevallig dat enorme verwezenlijkingen zoals de sociale zekerheid, de achturige werkdag en het enkelvoudig stemrecht er gekomen zijn nadat honderdduizenden arbeiders in staking gingen. Wanneer zij het werk neerleggen, stopt de wereld met draaien. Dat geeft hen een enorme hefboom om die te veranderen. En dus ook om het klimaat te redden.
Daarvoor moeten de veelal hoogopgeleide, witte burgers uit de middenklasse en de jongeren die de klimaatbeweging vormen de brug slaan met de zeer diverse arbeidersbeweging. Een ambitieus en sociaal plan dat de grote vervuilers doet betalen, zou iedereen kunnen enthousiasmeren en meekrijgen. De keerzijde is dat ook de vakbonden moeten mobiliseren voor meer dan enkel betere arbeidsvoorwaarden, hogere lonen of een sterke sociale zekerheid. Op de klimaatstakingen vorig jaar waren ook steeds meer vakbonden te zien. In de Verenigde Staten scharen vakbonden zich mee achter de Green New Deal. Het zijn positieve voorbeelden van waar de klimaatbeweging en de arbeidersbeweging elkaar vinden om het systeem te veranderen. Het is een werk dat moeizaam zal gaan en tijd zal vragen. Daarom is het niet slecht om er ons af en toe aan te herinneren hoe weinig tijd we nog hebben.
[i] https://lavamedia.be/de-markt-dumpen-om-het-klimaat-te-redden/
[ii] https://ec.europa.eu/eurostat/web/climate-change/visualisations
[iii] https://www.milieurapport.be/milieuthemas/klimaatverandering/broeikasgassen/emissies-broeikasgassen-ets-en-niet-ets
[iv] https://www.bruegel.org/2018/11/distributional-effects-of-climate-policies/