5 mrt 2020

Samuel Lietaer – De Senegalese diaspora als motor voor klimaat -en milieu-adaptatie : gemeende Europese hoop?

Hoe speelt de Senegalese diaspora haar rol als motor voor aanpassing aan milieu-en klimaatverandering? We schetsen hierna wat onderzoek ons leert over de link tussen migratie, klimaat en ontwikkeling. De focus ligt op Noord-Senegal, een laboratorium voor onderzoek naar de gevolgen van internationale migratie, ontwikkelingsinitiatieven en milieu- en klimaatverandering.

Het Europees migratiebeleid is op zijn minst dubbelzinnig te noemen. Aan de ene kant is er de erkenning van het belang van de diaspora voor ontwikkelingsdoeleinden, en aan de andere kant is er de druk vanuit de Europese Unie om de migratiestroom vanuit Afrika zo goed als droog te leggen … behalve dan voor enkele economisch interessante arbeidskrachten, die onder andere van nut zijn als invulling voor onze knelpuntberoepen en aanvulling van onze pensioenen. Die steeds meer dichtgedraaide migratiekraan is steeds tastbaarder in de kwetsbare Noord-Senegalese landbouwgemeenschappen. Deze agro-pastoralisten hebben net altijd maar meer middelen nodig om het hoofd te bieden aan de bevolkingsgroei, landdegradatie en oprukkende droogte. 

Samuel Lietaer is een klimaatactivist en specialiseert
zich als onderzoeker
op klimaatmigratie
aan de ULB voor het
MIGRADAPT-project

‘Voyager pour mieux servir la famille’ 

Senegal, een democratisch en stabiel West-Afrikaans land in de Sahel, kent een lange traditie van migratie naar de EU en andere Afrikaanse landen. Momenteel woont 5 % van de Senegalese bevolking in het buitenland. Dit diaspora-aantal loopt zelfs op tot 25% van de Senegalese bevolking, als men iedereen met Senegalese roots in aanmerking zou nemen. De term “diaspora” verwijst naar verspreiding van etnische en nationale groepen over internationale grenzen heen, die een relatie onderhouden met hun land van herkomst. 

Van slachtoffers van kusterosie die hun woning verliezen door de zeespiegelstijging in Saint-Louis of ‘à la petite côte’ krijgt men bijvoorbeeld een ander verhaal te horen dan dat van de Peul- (of Fulani-) gemeenschappen in Noord-Senegal, die voornamelijk leven van landbouw, veeteelt, en nog een beetje visserij. Zelfs degenen die in andere sectoren werken, helpen er meestal jaarlijks een aantal maanden  op het veld. Om verschillende redenen zullen de Senegalese migranten in België zichzelf meestal niet als ‘klimaatvluchteling of ontheemde’ bestempelen. Evenmin als de eerste generaties die vertrokken zijn gedurende de grote droogtes van eind jaren 60 en begin jaren 70. Ze beschouwen zichzelf eerder als ‘economische migranten’, of nog ‘voyageurs’, letterlijk dus ‘reizigers’. 

Migratie als adaptatiestrategie … voor lokale aanpassing

Sociale constructies en de culturele bril bepalen de perceptie van milieuveranderingen en de relatie tot menselijke mobiliteit. Als er doorgevraagd wordt, blijkt wél uit de antwoorden van de migranten dat klimaat- en milieufactoren een doorslaggevende invloed hebben gehad op hun voornaamste inkomstenbron uit de landbouw. Slechte of mislukte oogsten betekenen – in die socio-economische context – dat hun levensmiddelen te schaars worden geacht en dat ze inkomsten elders dienen te zoeken. Eerst in eigen regio, en vervolgens buiten het continent, indien mogelijk en familiaal wenselijk. Deze negatieve ervaringen met het milieu beïnvloeden vervolgens hun solidariteits- en investeringsacties in hun dorpsgemeenschap van herkomst. 

In de huidige debatten over de groeiende vluchtelingen- en migratiestromen in de context van de opwarming van de aarde wordt de natuur vaak als los van sociale en politieke processen beschouwd. Nochtans is er een sterk terugkoppelingseffect van migratie op het milieu in plattelandsgebieden. Dat er een relatie is tussen migratie, landbouwveranderingen en het milieu is duidelijk, maar de gevolgen ervan zijn het minder. Deze worden in verschillende mate bepaald door geldtransferten, verlies van arbeidskrachten, sociaaleconomische gelaagdheid, genderdynamiek en culturele factoren. 

Door een translokaal onderzoeksperspectief te hanteren, verfijnen we ons begrip van interacties tussen migratie en milieu. Dit doen we in het MIGRADAPT-project door interviews af te nemen met migranten en met hun in Senegal gebleven familie- en dorpsleden op verschillende plaatsen: in kwetsbare buitenwijken van aankomst in Dakar, in België (en Frankrijk), en in 7 dorpen van oorsprong in het noorden van Senegal.

Diverse en meervoudige effecten door de diaspora

Migranten voelen zich vaak moreel verantwoordelijk voor de ontwikkeling van hun thuisland. De algemeen verwachte effecten van migratie en remittances zijn: 1. verbetering van het welzijnsniveau van de gezinsleden van de migranten; 2. vermindering van de armoede; en 3. beperking van de inkomensongelijkheid. Uit mijn onderzoek blijkt dat de effecten complexer zijn.

Senegalezen die tijdelijk of permanent in Europa verblijven, sturen enkele tientallen of honderden euro’s per maand naar hun familie en vrienden die in hun land van herkomst zijn gebleven. Het totale bedrag van hun persoonlijke bijdragen is minstens twee of drie keer hoger dan het totale bedrag van de officiële ontwikkelingshulp. Die fameuze remittances – niet alleen geld – zijn belangrijke hulpbronnen op zowel macro- als microniveau. Zij vertegenwoordigen 12,8 % van het BBP van het land in 2017 en spelen een rol als anticyclische compensatie en helpen de gevolgen van economische crises op te vangen. Zij dragen sterk bij tot het dekken van bepaalde risico’s voor achtergebleven familieleden, die vaak aan de rand van de armoedegrens leven. Bovendien investeren ze vaak in collectieve of individuele ontwikkelingsprojecten.

Diasporagemeenschappen dragen ook bij aan hun land van herkomst door kennisoverdracht. Dit werkt grondig, zowel op sociaal als op zakelijk vlak, aangezien de diasporagemeenschappen transnationaal met anderen in wisselwerking staan en vaardigheden en ideeën oppikken en uitwisselen, o.a. via sociale media. Hoewel de economische effecten van transnationaal ondernemerschap significant zijn, blijken de niet-economische effecten ten minste even belangrijk voor de sociale, culturele en politieke omgeving in het land van herkomst. Concreet komt het werk van de diaspora via hun dorpsvereniging sterk tot uiting in het Noorden van Senegal, waar de overheid veelal afzijdig blijft: de meeste scholen, ziekenhuizen, waterboorputten en irrigatiekanalen zijn gebouwd via collectieve financiële bijdragen en co-development partnerschappen tussen het dorp van oorsprong, donoren uit het land van aankomst (NGOs, steden en gemeenten) met eventueel nog een bijdrage van de Senegalese overheid.  

Recente beleidstrend: mobiliseren voor “productieve investeringen”

Het beleid inzake ‘diaspora engagement’ wordt steeds beter gecoördineerd, met specifieke gerichte soorten investeringen. Het doel van de Senegalese beleidsmakers is verschoven van co-development naar het mobiliseren en kanaliseren van de middelen van internationale migranten voor “productieve investeringen”. Door middel van “steunmechanismen voor investeringen van migranten” willen zij bepaalde bedragen verschuiven van basisconsumptie naar meer structurele investeringen in belangrijke sectoren, waaronder de landbouwsector. De redenering is als volgt:  “productieve” directe diaspora investeringen zorgen voor werkgelegenheid voor de mensen die in Senegal zijn gebleven. Zo zouden ‘ondernemers uit de diaspora’ het ondernemerschap in hun land van herkomst kunnen stimuleren, hetzij door hen direct te betrekken (d.w.z. door hen zelf een bedrijf te laten oprichten), hetzij door hun overdrachten te gebruiken voor indirecte financiering van bedrijfsinvesteringen. Bovendien zou dit een positieve invloed kunnen hebben op de perceptie van het investeringsklimaat, wat op zijn beurt kan leiden tot een “demonstratie-effect” met een toename van de nationale investeringen tot gevolg.

Incoherent Europees migratie- en ontwikkelingsbeleid

Beleidsmakers en Europese donorlanden zoeken naar manieren om dit potentieel te benutten door een bedrijfsklimaat te creëren dat bevorderlijk is voor de oprichting van bedrijven en investeringen door leden van de diaspora. Ironisch genoeg leidt meer economische ontwikkeling tot meer internationale emigratie op korte tot middellange termijn, zeker als die niet ecologisch duurzaam is. Hoewel milieukwesties in een aanzienlijk aantal van deze ontwikkelingsdomeinen transversaal aanwezig zijn, lijken deze vooralsnog weinig aandacht te krijgen. Sommige bi- en multilaterale ontwikkelingsprogramma’s benaderen potentiële ontwikkelingsbijdragen van de diaspora in termen van socio-economische veerkracht in het algemeen en minder in termen van het specificeren van de randvoorwaarden nodig voor de weerbaarheid tegen het milieuveranderingen en positieve adaptatiestrategieën. 

Bijdragen tot deze strategieën lukt alsmaar minder voor de huidige generatie jongeren, waarvan een aantal tijdelijk voor inkomstendiversificatie in Europa zou willen werken. Hoe minder reguliere migratiekanalen, die circulaire, transnationale mobiliteit en activiteiten toelaten, hoe minder gemeenschappen zich uiteindelijk gaan kunnen aanpassen aan de milieuverandering. Gevolg: meer gedwongen, ongeplande ontheemding en chaotische mobiliteit. 

Niet-duurzame ontwikkeling en “onaangepaste adaptatie” voorkomen

Niet alleen de verschillende diaspora-generaties uit Europese steden kunnen ‘gedeconnecteerd’ raken van de ecologische realiteit van hun landelijke regio van herkomst. Ook niet-migranten kunnen onduurzame wensen en verwachtingen hebben tegenover hun familieleden in het buitenland. De ideeën die worden omgezet in investeringsprojecten kunnen de levensmiddelen van de gemeenschap op langere termijn schaden. Net omdat ze de socio-ecologische limieten over het hoofd zien. Denk maar aan het huidige, publiekelijk gepromote extensieve agro-businessmodel gefocust op groei (waar bijvoorbeeld het recente, private diaspora-initiatief FONGAD-invest gretig op ingaat) versus een agro-ecologische benadering in deze fragiele Saheliaanse context. 

Om de risico’s van kortetermijnontwikkeling en van onaangepaste adaptatie te voorkomen, moet het beleid dan ook ingrijpen. Op dit moment is er echter nog geen sprake van internationaal noch nationaal beleid dat de diaspora-actie in een duurzame richting drijft. Als het “genezen” – de ecologische restauratie – ooit te moeilijk wordt, zal alleen nog gedwongen massamigratie een uitweg bieden.