Lezers die vertrouwd zijn met de huidige Amerikaanse politiek, kunnen misschien de link leggen tussen de titel van dit artikel en het jasje dat Melania Trump droeg wanneer ze een vooropgezet mediabezoek bracht aan kinderen van asielzoekers aan de Amerikaanse-Mexicaanse grens. Deze kinderen werden gescheiden van hun ouders en gevangen gezet in afgesloten kampen. Melania’s jasje had het opschrift “I don’t really care, do u?”. We weten niet over wie of wat ze onverschillig was – haar echtgenoot had het onmiddellijk over “fake news media” – maar ze lokte alvast veel kritiek uit omwille van haar keuze om dit specifieke jasje te dragen terwijl ze op weg was om deze opgesloten kinderen te bezoeken. Dit bezoek gebeurde pas drie dagen nadat een audio-clip, geverifieerd door media-experten, de wijde wereld werd ingestuurd, en waarin we konden opmaken hoe deze kinderen weenden om hun ouders te kunnen zien, en waarbij het personeel van dit kamp (ICE Detention Centre) openlijk lachten om hun verdriet.
Ralph Callebert groeide op in België en leeft momenteel in Toronto. Hij is verbonden aan de University of Toronto, en is docent Afrikaanse en mondiale geschiedenis. Ralph was voorheen aangesteld aan diverse universiteiten in Zuid-Afrika, Verenigde Staten en Canada. Recentelijk publiceerde hij zijn boek “On Durban’s Docks: Zulu workers, rural households, global labor” (2017), uitgegeven door University of Rochester Press. Momenteel publiceert hij over de relatie tussen arbeid, burgerschap en klimaatverandering.
Raji S. Soni doceert over wereldliteratuur en literatuur die handelt over immigratie en verbanning. Hij is verbonden aan de University of Toronto Mississauga. Hij was de verantwoordelijke redacteur voor de colloquia-uitgaven van de reeks “Sikh Formations”. Hij publiceert over literatuur, filosofie, politieke economie, religie en maatschappelijke vraagstukken in tijdschriften zoals Socialism and Democracy, LIT: Literature Interpretation Theory, Australian Humanities Review, Religion and the Arts, Culture and Religion, and TOPIA: Canadian Journal of Cultural Studies. Raji gelooft in het feit dat de beste versie van de Menswetenschappen ons nog steeds kunnen aanzetten om meer voorzichtig te denken over onze wereld.
Veel Amerikanen waren van mening dat haar keuze getuigde van blindheid en zelfs een vorm van wreedheid. Maar een vraag bleef wel onbeantwoord: is de Amerikaanse publieke opinie werkelijk begaan met het lot van kinderen van anderen? Zijn Amerikanen werkelijk begaan met het welzijn van kinderen van buitenlanders, of ze nu al dan niet legaal in het land verblijven? Deze vraag mag gesteld worden, vermits velen wel duidelijk gechoqueerd waren door de praktijk van het scheiden van ouders en kinderen, en natuurlijk ook de beelden van getraumatiseerde kinderen in kooien, maar vervolgens stierf deze ontzetting een stille dood. In wezen was er niets veranderd, het “zero tolerance” beleid dat deze situatie creëerde, werd grotendeels niet gewijzigd.
We willen duidelijk maken dat onze vraag – wie geeft er werkelijk om de kinderen van anderen? – niet alleen gaat over nationaliteitsverwerving of immigratiebeleid. We kunnen evengoed de vraag stellen of mensen werkelijk begaan zijn met het lot van kinderen van Amerikaanse burgers? Wanneer de politie de twaalfjarige Tamir Rice doodschoot, bestond er werkelijk bezorgdheid om het lot van dergelijk kind? Wanneer mensen beweren sympathie te hebben voor Black Lives Matters, maar vervolgens verontwaardigd zijn over beschadigingen van eigendommen en andere ongemakken die gepaard gaan met de protesten, zijn zij dan werkelijk begaan met het lot van de slachtoffers? Wanneer kiezers op politici stemmen die beloftes maken van besparingen op zorg, medische bijstand, onderwijs en sociale voorzieningen, zijn zij dan werkelijk begaan met het lot van kwetsbare vrouwen, de armen, de zieken of sexuele, raciale or religieuze minderheden?
Het is relatief gemakkelijk om begaan te zijn over de eigen kinderen en familie – niet dat iedereen dit doet – of om te geven om mensen waarmee je jezelf identificeert, mensen die een gemeenschappelijke achtergrond bezitten en die daarom jezelf weerspiegelen. Maar, zoals Gayatri Chakravorty Spivak (2014) weergaf, het geven om anderen, en dus per definitie het begaan zijn met het lot van andermans kinderen (“other people’s children”), en dus met wie je geen of weinig gemeenschappelijke eigenschappen deelt, dat is de werkelijke basis voor een democratische intuïtie. Om de basis voldoende solide te maken voor de uitbouw van een rechtvaardige maatschappij, moet iemand begaan zijn met anderen, anderen die verschillend en toch zo gelijk zijn aan jezelf. Deze intuïtie kan pas werken, wanneer mensen in staat zijn om ook begaan te zijn met toekomstige generaties – en dus andermans kinderen – en dat kan bijvoorbeeld plaatsvinden wanneer een samenleving moet omgaan met de realiteit van de lange termijn effecten van klimaatverandering. En toch, veel Amerikanen associëren in de eerste plaats democratie met individuele vrijheid, zelfs wanneer deze vrijheid terugdeinst voor de verantwoordelijkheid te dragen tegenover anderen. Het volstaat om het belang van deze kwestie te snappen door louter te kijken naar hoe Amerikanen omgaan met de huidige COVID19-ervaring: alleen al de wijdverspreide weigering om mondmaskers te dragen in naam van individuele vrijheid komt bij ons op.
Daarom is het voor ons van belang om de gezondheid van een democratie en een samenleving te meten aan de hand van volgende vragen: wie geeft er werkelijk om het lot van andermans kinderen? Wat betekent het precies om te geven om anderen, wanneer ons doel is om een samenleving in te richten dat democratische praktijken beoefent, waarin we van plan zijn om een gevecht aan te gaan om uiteindelijk te komen tot gelijkheid zonder homogeniteit? Hoe sterk zijn we momenteel begrensd in deze praktijken, in een politiek klimaat van extreme polarisatie en tribalisme dat voortdurend de volksgezondheid en de democratie ondergraaft?
Ongelijkheid en onderwijs in Amerika
Onze samenleving is in veel opzichten ingericht om een afstand te creëren tussen elkaar, en om ook mensen te segregeren – zowel in de dagdagelijkse realiteit als zelfs in juridisch opzicht – op basis van ras, klasse en burgerschap. Dit geldt voor alle huidige samenlevingen, maar deze segregatie is zeer uitgesproken in de Verenigde Staten. Expliciete raciale segregatie bestaat niet langer in wetten, maar het is nog steeds een sociale realiteit: de witte vlucht uit de steden naar de buitenwijken (“suburbia”), de manier waarop het onderwijs wordt gefinancierd, de opkomst van de gated communities en allerhande burgerwachten, het bewust weigeren van diensten te verlenen aan arme wijken, de wapencultus en een merkbare witte middenklasse mentaliteit van geprivilegieerdheid. Dit alles maakt dat veel witte gegoeden minderheden en armen beschouwen als illegalen of criminelen.
De structurele ongelijke financiering van scholen is een belangrijk beleidsmechanisme om klassenapartheid en raciale segregatie te reproduceren. En het ondermijnt ook de aangehaalde democratische intuïtie, waarbij Amerikanen dus duidelijk niet geven om het lot van andermans kinderen. Het Amerikaans onderwijssysteem en haar financiering scheidt de verschillende sociale werelden van kinderen, en hierbij wordt duidelijk niet gelijke kansen gegeven aan alle kinderen. En opnieuw, onderwijsongelijkheid bestaat overal, maar de Amerikaanse casus is zeer uitgesproken: de financiering gebeurt op een specifieke wijze, waarbij het beleid voornamelijk wordt gevoerd door lokale instanties. En het is net dit financieringssysteem dat maakt dat zeer grote verschillen qua onderwijskwaliteit merkbaar zijn. Openbare scholen zijn grotendeels aangewezen op lokale heffingen van onroerend goed, wat betekent dat scholen in arme buurten ook minder middelen bezitten dan scholen in rijkere buurten. Terwijl de gekende juridische casus Brown v. Board of Education van 1954 maakte dat de federale overheid komaf maakte met gesegregeerde schooldistricten, heeft een andere casus, Milliken v. Bradley van 1974, gezorgd voor het feit dat de wet geen gelijkheid wat betreft de verdeling van middelen tussen schooldistricten erkende.
Deze schooldistricten kunnen zeer klein zijn, en de grenzen zijn compleet willekeurig getekend. Een voorbeeld. Zelfs in een stadje zoals Hartford (120.000 inwoners in Connecticut) bestaan verscheidene schooldistricten: Oost-Hartford is een van de armste districten in de staat Connecticut, terwijl West-Hartford een van de rijkste is. Inwoners uit de arme delen hebben meestal niet de optie om hun kinderen te sturen naar een betere school in de andere wijk – verschillende ouders hebben zelfs gevangenisstraffen gekregen wanneer ze dit poogden te doen – en dus bepaalt de straat waarin je leeft of je naar een van de beste of slechtste scholen van de staat kan gaan. Deze situatie werkt socio-geografische segregatie sterk in de hand. Mensen die op huizenjacht zijn kijken in de eerste plaats naar de locatie van de woning qua schooldistrict, wat maakt dat de huisprijzen in het gegoed schooldistrict sterk stijgen en de waarde van de woningen in het arme schooldistrict doet dalen. Met andere woorden, er bestaat een directe link tussen het schooldistrict en de vastgoedprijzen, en vermits scholen worden gefinancierd door een belasting op onroerend goed, maakt dat de ongelijkheid qua werkingsmiddelen voor de scholen steeds groter wordt.
Neoliberalisme en segregatie in Amerika
Dit model van onderwijsfinanciering is een gevolg van de lange Amerikaanse geschiedenis van publiek onderwijs, maar het is eveneens het resultaat van de zogenaamde “opstand van de belastingbetaler” die maakte dat Ronald Reagan werd verkozen in 1980. Deze opstand begon in California met Proposition 13 van 1978, waarin de overheid van deze staat in haar eigen grondwet een limiet plaatste op het mogelijk heffen van belastingsinkomsten op onroerend goed (dit maakt dat sindsdien zeer rijke residentiële wijken in wezen een verwaarloosbaar bedrag moeten betalen in vergelijking met bescheiden woningeigenaars, nvdr). In wezen was deze opstand ook een reactie op juridische ingrepen die de segregatie juist wilden ongedaan maken. In tegenstelling tot de eigen mythologisering van “rugged individualism”, hebben Amerikanen niet altijd een aversie gekend tegenover publieke scholen, zwembaden en bibliotheken. Ze keerden zich pas tegen deze publieke voorzieningen wanneer ze verplicht werden deze te delen met minderheden. Randolphe Hohle (2015) heeft uitvoerig bewezen dat het Amerikaans neoliberalisme in de eerste plaats ontstond als een reactie tegen de desegregatie van het land: indien de publieke voorzieningen niet exclusief bestaan voor witte Amerikanen, dan moet ze maar ondermijnd worden.
De opvallende ongelijkheid in onderwijsfinanciering weerspiegelt en verergert de socio-geografische segregatie van steden en gemeenten. Dit soort beleid, gecombineerd met de drastische besparing op sociale voorzieningen, heeft de binnenstad en achtergestelde plattelandsgemeenten verder laten verdrinken in armoede. Eenieder met voldoende monetaire middelen vlucht naar “surburbia”. Een voorbeeld. Delen van Detroit zijn nu verwaarloosd omdat de witte middenklassers massaal zijn gevlucht naar de buitenwijken. Dit soort beleid en haar sociale gevolgen bestendigen de segregatie van de VS, hoewel de scheidingslijnen in kwestie niet uitsluitend zijn getrokken volgens raciale tegenstellingen. Ook is het fenomeen van socio-geografische segregatie niet alleen een Amerikaans fenomeen, maar in dit land is het wel het hoofdbestanddeel van een witte middenklasse reactie tegen desegregatie. En het is Trump die ook deze reactie schaamteloos heeft aangewend voor electorale redenen.
Suburbia, de autoritaire mentaliteit en rechts slachtofferschap
In Amerikaans suburbia ziet men ook de opkomst van een specifieke vorm van autoritair gedachtegoed dat gedreven wordt door dit beleid: een anti-democratische reflex in de naam van de eigen kinderen, dat hierbij de verantwoordelijkheid voor anderen en een gemeenschappelijke appreciatie voor publieke voorzieningen verwerpt. Dit suburbane autoritaire gedachtegoed kan de occasionele traan laten bij het zien en horen van gekooide kinderen of het kan zelfs in lichte mate het brutale politiegeweld veroordelen, maar als ideologie legitimeert het uiteindelijk deze praktijken door te verwijzen naar de absolute nood tot orde en veiligheid – orde en veiligheid uit naam van de blinde wet en niet uit naam van rechtvaardigheid. De kleinburgerlijke voorbeeldigheid van de eigen kinderen, die wel recht hebben op absolute veiligheid, maakt dat ouders zeer snel vergeten hoe anderen door het leven gaan, en dit geldt zeker voor hun impliciete schuld voor de penibele situatie waarin anderen zich bevinden. Ouders kunnen absolute prioriteit geven aan het welzijn van hun eigen kinderen en daarom ook in de veronderstelling leven dat zij perfecte morele wezens zijn. Dit autoritaire gedachtegoed uit de welgestelde buitenwijken is gebaseerd op het heilige geloof in de eigen private ethische sfeer, en dit zorgt ervoor dat het zichzelf immuun maakt voor elk oproep tot sociale verantwoordelijk. Dit blind geloof in de private ethiek vernauwt het wereldbeeld dermate dat het idee van individuele vrijheid geen verantwoording hoeft af te leggen voor de verschrikkelijke realiteiten waarin anderen moeten leven.
Dezelfde ideologische reflex valt op te merken bij het beleid van onderwijsfinanciering: men rechtvaardigt onmiddellijk ongelijkheden omdat het systeem wel de economische mobiliteit van de eigen kinderen garandeert. Deze mindset kan zover gaan dat het een excuus vormt voor de meest egoïstische logica van het “beschermen van de eigen kroost”, zelfs wanneer dergelijke “bescherming” leidt tot het lichtzinnig bezitten van dodelijke vuurwapens, en waarbij de mindset wordt verweven met denkbeelden van raciale en klassenongelijkheid. Het was Martin Luther King Jr. die zei dat het meest giftige racisme niet werd gevonden in de Deep South, maar in de noordelijke buitenwijken (PBS). Het suburbane autoritaire gedachtegoed negeert vooral het feit dat de eigen huiselijke idylle nog steeds is verweven met de sociale en politieke realiteiten die anderen moeten ondergaan – alsook hun kinderen. De vrijheden en lifestyle van de middenklasse, gegarandeerd door de ideologie van het autoritaire gedachtegoed van de buitenwijken, kan enkel bestaan door uitbuiting en segregatie. Het een is onlosmakelijk verbonden aan het ander. En daarom is de vraag om individuele vrijheid te herdenken doorheen het prisma van sociale verantwoordelijkheid voor de autoritaire mentaliteit een zoveelste irritatie over de wereld – men zal zichzelf nog meer vastklampen aan de eigen intellectuele luiheid en gelatenheid of men zal zichzelf nog meer gesterkt voelen in allerhande vooroordelen en racistische denkbeelden – en dit komt louter voort uit het vermijden van het harde labeur om zichzelf en de samenleving te willen veranderen.
Het is niet alleen het alibi van ouderschap dat de middenklasse toelaat om niet te hoeven nadenken over de eigen medeplichtigheid in een systeem dat armoede creëert voor anderen en gekenmerkt wordt door geïnstitutionaliseerd geweld. Wanneer deze middenklasse wordt geconfronteerd met een groeiende assertiviteit bij degenen die het racisme en de klassentegenstellingen willen aanvechten, dan zullen de “Karens” (een “Karen” is een archetypisch beeld van de witte middenklasse moeder uit een suburbia, nvdr) onmiddellijk vervallen in stijlfiguren van slachtofferschap. Dit doen ze omwille van het feit dat het systeem wordt aangevochten dat de eigen welgesteldheid veilig stelt. De Amerikaanse rechterzijde heeft een voorliefde om liberals en linkse mensen af te beelden als snowflakes, maar momenteel is het uiterst moeilijk om een andere groep te vinden die dermate zit te janken over het eigen slachtofferschap dan Trump en zijn aanhangers. Voortdurend vinden ze dat anderen hun onrecht aandoen. De “Karens” zullen steeds opnieuw moord en brand schreeuwen over het omgekeerd racisme en de tirannie van antidiscriminatie-wetten, en ze vertonen een hoge mate aan intolerantie voor degenen die hun racistische denkbeeld betwisten. Rechtse Amerikanen zien zichzelf niet als medeplichtig aan een onrechtvaardig systeem. Eerder geloven zij dat zij het slachtoffer zijn van een complot om de witte middenklasse, bestaande uit heteroseksuele Christelijke gelovigen, te onderdrukken.
Dergelijke mindset is niet uniek voor de VS of de buitenwijken, maar de huidige proces van suburbanisatie heeft het wel gekristalliseerd tot een meer afgelijnde ideologie. Suburbanisatie, in combinatie met Amerika’s reactie tegen desegregatie en de opkomst van het neoliberalisme, heeft gezorgd voor het extreme individualisme met haar nadruk op persoonlijke vrijheid, waardoor er geen doordachte appreciatie bestaat voor het publieke belang. Of anders gesteld, dat er eveneens geen diep gevoel voor sociale verantwoordelijkheid aanwezig is over de eigen vrijheid die iemand als een individu wil claimen. Wit Amerika heeft effectief de doelstelling van gelijk burgerschap verwaarloosd door de publieke voorzieningen te onderfinancieren of zelfs af te schaffen, een doelstelling dat nog steeds de erfenis van de burgerrechtenbeweging bepaalt.
Trump en sociale verantwoordelijkheid
De stappen naar juridische gelijkheid die de sociale bewegingen hebben genomen doorheen de moderne Amerikaanse geschiedenis, met als hoogtepunt de jaren 1960, hebben niet gezorgd voor een breed en sociaal gedragen begrip voor collectieve verantwoordelijkheid voor het welzijn van medeburgers, en al zeker niet voor gastarbeiders of asielzoekers, die leven in de gevaarlijke marges van formeel en gelijk burgerschap. Juridische en sociale verworvenheden zoals desegregatie of stemrecht blijven kwetsbaar, juist omdat de nadruk op individuele vrijheid en individuele verantwoordelijkheid – ideologische elementen die het gemakkelijker maken om het lot van arme inwoners alleen aan henzelf te verwijten of om politiegeweld te legitimeren – een meer doorgedrongen sociale bewogenheid uitsluiten.
De onmogelijkheid of weigering om te snappen hoe het publieke belang het extreme individualisme zou moeten overstemmen, maakt dat de Amerikaanse samenleving bestaat uit diepe breuklijnen. Dit extreme individualisme laat toe dat gigantische fortuinen worden vergaard ten nadele van het publieke belang. Het bestaan van dergelijke sociale breuklijn heeft veel te maken met het falen van zowel de federale als statelijke overheden om het publieke belang in plaats van private belangen te dienen. En de onoverbrugbare verdeeldheid wordt verder gevoed door de scherpe tegenstellingen tussen Amerikaanse mediabedrijven. Elk debat over overheidsbeleid verzandt onmiddellijk in het politieke tribalisme van Amerika’s twee-partijensysteem, en deze onophoudelijke partijpolitieke tegenstelling reduceert identiteit tot een voorkeur voor een van deze twee partijen.
Deze politieke en sociale context verklaart Trumps inspanningen om scholen te heropenen ondanks het negatief advies van experten. Trump houdt vol dat de economie op een of andere manier losgekoppeld is van de publieke gezondheid, vermits “de economie” belangrijker is dan elke andere overweging, en de Republikeinse partij blijft hameren op het belang om zo snel mogelijk terug te keren naar het normaal. De Republikeinen achten het veel belangrijker om als een man achter Trump te staan dan de realiteit van twee epidemieën onder ogen te zien: deze van zowel het coronavirus als het racisme. Ideologie overheerst de realiteit, het wordt realiteit, en dat wat uit de realiteit zich niet wil plooien naar de eisen van de ideologie, wordt als snel bekeken als een complot, “fake news” of zelfs extremisme.
Dit betekent niet dat er geen hoop is om een progressieve politiek te voeren in de Verenigde Staten of in andere landen. Of dat ouders nooit overtuigd kunnen worden om begaan te zijn met het lot van andermans kinderen. Een “Wall of Moms”, een muur van moeders, organiseerde zichzelf om te protesteren tegen niet-geïdentificeerde federale officieren die in Portland traangas gebruikten tegen vreedzame betogers, agenten die vervolgens deze betogers afvoerden in anonieme auto’s. En het bleef niet bij moeders. Nadien ontstonden “muren” van vaders, verplegers en veteranen. Veel van deze moeders getuigden dat zij geïnspireerd waren door de opname van George Floyd die uitzinnig riep om zijn moeder tijdens zijn laatste momenten. Deze moeders zijn dus een uiting hoe gemeenschappen en de samenleving zichzelf organiseren op zowel lokaal als nationaal niveau. Zij begonnen zich politiek te organiseren juist omwille van het feit dat zij wel begaan waren met andermans kinderen. De beweging lijkt helaas momenteel uiteen te vallen, veroorzaakt door interne meningsverschillen en een gebrek aan coördinatie met Black Lives Matter.
De prijzenswaardige bedoelingen van dergelijke bewegingen geven ons hoop. Maar het opstaan en vallen van dergelijke bewegingen waarschuwen ons ook dat we geen gemakzuchtig optimisme of een ondoordacht geloof moeten koesteren in het onmiddellijk vinden van de “juiste” politiek of strategie om grote delen van het electoraat te overtuigen – gaande van rechtse extremisten, mensen met een autoritaire ingesteldheid tot degenen die zichzelf ideologisch representeren als apolitiek – om links te stemmen. Solidariteit is mogelijk, maar het kan niet als een evident gegeven worden beschouwd. Uiteindelijk bezitten veel moeders en vaders een sprankel van medelijden voor George Floyd, en keuren zij ook zijn moord af die geworteld zit in een geschiedenis van racisme, onrechtvaardigheid en politiegeweld. De vraag is in hoeverre het lukt om mensen te overtuigen om hun eigen ideologische reflexen te ondervragen. Hoe dan ook, dit gevoel van medelijden is de zwakste schakel in elke keten van solidariteit. De sterkste schakel kan geen beroep doen op vrijheid zonder de notie van verantwoordelijkheid te radicaliseren. We moeten dan ook schudden aan de boom van gemakzuchtig medelijden.
Bronnen
Hohle, Randolph (2015). Race and the Origins of American Neoliberalism.
New York: Routledge.
PBS (2004). Citizen King. American Experience, season 16, episode 4.
USA.
Spivak, Gayatri Chakravorty (2014). Humanities and Development, YouTube. https://youtu.be/PX031X4-bmc?t=1153
Vertaald door Jelle Versieren