Sinds medio jaren 1950 is documenta een van de belangrijkste mondiale tentoonstellingen van hedendaagse kunst. Dit gebeurt om de vijf jaar in de Duitse stad Kassel. De wortels van dit initiatief liggen bij kunstenaars die vervolgd werden door het nazi-regime. Daarom wilde documenta van begin af aan de noodzaak tot vrije kunst onderlijnen om te komen tot een meer menselijke samenleving. Doorheen de tijd onderging documenta een doorgedreven professionalisering. Met als gevolg dat een bepaald bewust/onbewust selectieproces werd gecreëerd. De hoofdcurator was steevast iemand die reeds jarenlang zelf een curriculum vitae kon voorleggen als curator binnen de internationale kunstwereld. In 1992 mochten we ons bijvoorbeeld verheugen op het feit dat Jan Hoet werd aangesteld als curator. Ook was het commerciële aspect steeds aanwezig. Documenta brengt zeer veel geld in het laatje voor Kassel, en tegelijkertijd bepaalt deze tentoonstelling wie wordt beschouwd als commercieel interessant voor galeriehouders. Deze commercieel-professionele dynamiek maakte dat de nadruk vaak werd gelegd op westerse kunstenaars binnen westerse kunstcircuits. Voor het eerst verkoos men in deze editie – documenta 15 – om een niet-Westers kunstcollectief aan te duiden als curator. Wat resulteert in een vernieuwende kijk op wat kunst nu precies moet zijn in een tijd van mondialisering. Deze tentoonstelling wil eindelijk de definitie van het kunstenaarschap herdenken.
Als onafhankelijk curator en kunstenaar werkt Pierre Muylle samen met een brede waaier van uiteenlopende kunstenaars in zeer verschillende contexten. Vanuit zijn zoektocht naar een aangepaste manier van tonen en tentoonstellen, creëerde hij met Zaher, Tweelink en in zijn samenwerking met Bart Lodewijks, verschillende performances waarin hij de grenzen van de tentoonstelling aftast. Daarbij gaat hij vanuit een artistieke positie resoluut de directe dialoog aan met het publiek en deelt hij samen met (kunst)objecten verhalen, ervaringen of andere associaties. Vanuit een lange ervaring op het gebied van Art Brut en rijke samenwerkingen met kunstenaars met leermoeilijkheden en de ateliers waarin zij werken, heeft hij een internationale expertise opgebouwd op dit gebied. Voor de 20ste verjaardag van vzw wit.h co-cureerde Muylle een ambitieus project “the Crip School”. Pierre Muylle is tevens bestuurslid van MF-Brugge.
Tijdens documenta 11, net twintig jaar geleden, opperde Jens Hoffman, toen de hoofdcurator, dat de volgende editie moest geleid worden door een kunstenaar. De toon werd toen reeds gezet voor de huidige editie. Een volgende horde die moest genomen worden, was het accepteren van het groeiend besef dat documenta binnen de kunstcircuits te weinig aandacht gaf aan creatieve geesten uit niet-westerse regio’s. En zo geschiedde. Documenta blijft dus gelukkig ook een tentoonstelling die steeds de vinger aan de pols houdt van de wereld, niet enkel van de kunstwereld. Zodoende wil documenta met deze editie visies aanbieden over hoe we hedendaagse maatschappelijke fenomenen kunnen begrijpen. Kunst en politiek staan dus niet los van elkaar. Jan Hoet kon het zich nog veroorloven om tijdens zijn editie geen woord te reppen over de val de Berlijnse muur. Maar het hedendaags publiek verwacht van de geselecteerde kunstenaars wel een artistieke duiding van maatschappelijke vraagstukken. De vorige curatoren zoals Enwezor of David hebben deze evolutie om kunst en samenleving dichter bij elkaar te brengen zeker versterkt. Dit past evenwel binnen een algemene tendens waarin steeds meer kunstenaars hun eigen artistieke positie tegenover de maatschappij heroverwegen. En documenta 15 is niet de eerste editie die afstapt van het idee van individueel curatorschap. In voorbije edities zagen we duo’s of zelfs teams van internationale curatoren samenwerken om de tentoonstelling tot stand te brengen.
Deze editie zet ook niet voor het eerst de deur open voor niet-Westerse kunstenaars. Maar het is wel de eerste keer dat de leiding in handen komt van een niet-Westers kunstenaarscollectief. De gebruikelijke “gatekeepers”, die normaliter beslissen over de selectieprocedures, zijn hiermee grotendeels buiten spel gezet. Tevens is de commerciële wijze van denken alvast een stuk minder present tijdens deze editie.
Eurocentrisme en mondiale lotsverbondenheid
De keuze voor het Indonesisch kunstenaarscollectief Ruangrupa kan best historisch worden genoemd. Documenta wil hiermee kunstvormen onder de aandacht brengen die verschillend zijn van de Westerse stijlen. Ruangrupa is een Indonesische initiatief opgericht na de val van Soeharto’s dictatuur in het jaar 2000. Enerzijds kunnen we stellen dat zij in een andere maatschappelijke context opereren, wat maakt dat hun perspectieven en de onderwerpen die ze behandelen onbekend kunnen klinken voor Westerse oren. Maar anderzijds leven wij in een gemondialiseerde wereld, en zien we evengoed gedeelde uitdagingen in hun oeuvre. Ruangrupa wil daarom vooral de notie van collectiviteit terug onder de aandacht brengen. Omdat we ons samen, globaal, in hetzelfde schuitje bevinden. Kunst mag geen materie voor de Westerse gegoede klasse zijn: “We invited documenta back, asking it to be part of our journey. We refuse to be exploited by European institutional agendas that are not ours to begin with.” Dat we een gezamenlijk lot delen, wordt ook zeer duidelijk wanneer andere kunstenaars het fenomeen van vluchtelingen aanhalen. We zijn allen deel van een “global human movement.” De redenen waarom de wereldbevolking in voortdurende beweging is: oorlog, economische rampspoed, klimaatverandering en politieke vervolging. Zaken waar ook het Westen een verpletterende verantwoordelijkheid voor draagt.
Universalisme en particuliere culturen. Documenta laat ons alvast nadenken over het voortdurende spanningsveld tussen deze twee kernfacetten van ons huidig tijdsbestek. Sluiten we ons op in de eigen identiteit? Of pogen we via communicatie met andere culturen net onze universele gemeenschappelijkheid te ontdekken? Een voorbeeld. De video-installaties van het FAFSWAG-collectief tonen hoe jonge Nieuw-Zeelanders hun Maori-identiteit combineren met hun genderfluïditeit. Hierdoor wordt alles vloeibaar, uitwisselbaar en inwisselbaar, maar tegelijkertijd ook heel specifiek en singulier. Hoewel de gebruikte referenties zeer lokaal zijn, begrijpt de toeschouwer toch waar het werk over gaat.
Kunst en collectiviteit
Ruangrupa lanceert het begrip “Lumbung” om onze collectieve lotsverbondenheid conceptueel verder uit te klaren. De Lumbung is een Indonesisch gebruik waarbij binnen de dorpsgemeenschap de rijstschuur centraal staat. Het is in deze schuur dat de oogst wordt verzameld en vervolgens herverdeeld onder de dorpelingen. Het is een plaats van collectieve onderhandeling, waar veel van de culturele codes and mores tussen mensen tot stand komen: “What is soil without water? What is soil without creativity? What is culture without the land? (soil). Land issues, community issues, citizen issues.” In deze documenta representeert Lumbung dan ook het idee van het samenbrengen en herverdelen van grondstoffen. Dat gebeurt tijdens deze tentoonstelling zowel letterlijk als figuurlijk. Letterlijk omwille van het feit dat de kunstwereld ook draait rond de verdeling van de middelen om tot kunst te kunnen komen. Laten we de kunstmarkt haar rol spelen, of zijn andere wijzen van herverdeling mogelijk? En figuurlijk, omdat documenta een Lumbung is waar allerlei vormen van kennis worden samengebracht om collectief een interpretatie te geven aan onze leefwereld. De eenvoud van dit concept maakt dat de tentoonstelling zeer toegankelijk is voor eenieder, en tegelijk laat het een interpretatieve openheid toe voor de bezoekers om zelf te participeren in de betekenisvorming van de gepresenteerde werken.
Het spanningsveld tussen de twee polen van individu en collectiviteit zijn geen totaal nieuwe gegevens bij documenta. Jimmie Durham, een Amerikaans beeldhouwer en dichter die streed voor de rechten van de inheemse volkeren en tentoonstelde op documenta IX, schreef reeds vele jaren terug dat kunst moet draaien rond het verstoren van de vaste wijzen waarop we de wereld percipiëren. Dit maakt dat ook onze eigen identiteit wordt ondervraagd, dat we beseffen dat onze identiteit alleen kan begrepen worden binnen een afhankelijkheidsrelatie tot anderen. Kunst behelst dan ook niet het klassieke schema van de individuele kunstenaar die zijn werk aan een publiek van individuele consumenten openbaart. Kunst moet een gesprek tussen mensen op gang brengen, het moet vertogen over onze wereld produceren:
“I want to think of interruption, not like a definition of identity, but like the good part of identity. I want to think of my own identity – and identity in general – as something completely contingent on relationships … When I try to make art, I don’t want to be in a studio and think about a piece of art I want to make. I want to be with a group of people not knowing what I might make. I want a discourse, not an invention.”
Het is dan ook geen toeval dat deze editie ook de tongen losmaakte over de toekomst van kunst. Met de centrale vraagstelling of de markt ook deze vorm van kunstproductie en –beleving moet commodificeren. Enkel de toekomst zal deze vraag kunnen beantwoorden. Maar het is alvast verrassend te noemen dat in tijden van een geglobaliseerde kunstwereld, die dreigde te verzinken in slaapverwekkende voorspelbaarheid en eenheidsworst, dergelijke creatieve vormen van kunstpraktijken het publieke daglicht zien. Het is een antwoord op de dominantie van gevestigde instituties zoals Guggenheim of Pinault, die goeddeels bepalen wat kunst al dan niet is. Het was aan niet-Westerse kunstenaars te danken dat wij opnieuw ontdekken wat werkelijke avant-garde inhoudt. Het steriele postmodernisme heeft dan toch geen volledige overwinning behaald op de vroegere emancipatorische betrachtingen van de modernistische hemelbestormers. Documenta bewijst dat kunstwerken niet per definitie hoeven begrepen te worden als individuele, singuliere statements van de kunstenaar over zichzelf. Veeleer dienen de tentoongestelde werken om standpunten, gevoelens of acties over de samenleving verder aan te scherpen. Kunst wordt opnieuw een manier van communiceren over onze betekenisvorming. Durham had de verdienste om steeds de vraag te stellen hoe hij, met zijn individuele identiteit, zich verhield tot collectieve samenlevingsvormen.
Verhouding tussen kunst, kunstenaar en samenleving
Gedurende mijn gehele professionele leven worstel ik met de relatie tussen het kunstenaarschap en het burgerschap, het individuele en het collectieve, het materiële en het vluchtige. Met documenta is het duidelijk dat we kunst en de kunstenaar opnieuw moeten herdenken: hoe kunnen we de kunstenaar definiëren vanuit zijn maatschappelijke positie en niet langer vanuit het product van zijn daden? Het beeld van het eenzame individu dat creëert vanuit geniale ingevingen, is een romantische cliché dat reeds enige tijd achterhaald is. Maar clichés kennen een hardnekkige weerbarstigheid. Clichés blijven bestaan omdat ze weinig om het lijf hebben en om die reden ook gemakkelijk sociaal reproduceerbaar zijn. Men hoeft geen kenner te zijn om onmiddellijk het romantisch cliché te herkennen waarmee vaak allerlei topwerken uit de Westerse kunstgeschiedenis geassocieerd worden.
De volgende vraag houdt dan ook logischerwijs in welk concept van kunstproductie dit cliché moet vervangen. Wat is het positieve alternatief? Veel curatoren hebben in het verleden reeds verwoede pogingen ondernomen om de definitie van kunst en kunstenaar te wijzigen. Een definitie die minder eurocentrisch is, die door de vrouw bedacht is, die een collectieve aanpak kent, die politiek geëngageerd is, immaterieel is, etc. Er bestaan reeds tal van voorbeelden. Maar ook bij deze nieuwe invullingen werd steevast gerefereerd naar het romantisch cliché. Het cliché bleef ronddwalen als een spook doorheen het kunstlandschap. Telkens waren het dus oefeningen die op dezelfde oude leest waren geschoeid. Kunst moest en zou ontspruiten uit een individueel, geniaal brein. Met documenta zag ik de mogelijkheid om nu wel het kunstenaarschap radicaal te herdenken. De mogelijkheid om eindelijk uit de herhalingsdwang te ontsnappen. Niet alleen het beeld over de kunstenaar wordt van zijn sokkel gehaald, ook de sokkel zelve moet herdacht worden.
Dit betekent niet dat documenta oproept om de kunstenaar af te schaffen, dat hij of zij verdwijnt in de vele sociale relaties die onze samenleving constitueren. De kunstenaar moet niet opgaan in de wereld, maar het is net de bedoeling dat zijn/haar positie duidelijker en sterker wordt. De bedoeling van deze hele omslag mag nooit inhouden dat de kunstenaar verdwijnt in de samenleving. Zijn/haar positie binnen de samenleving moet juist relevanter worden. De gehele status van de kunstenaar ondervragen en herscheppen houdt altijd risico’s in. We kunnen verstrikken in spraakverwarring, allerhande gevoeligheden en eindeloze semantische discussies. Het bewegen op gemene grond, op gelijke voet, mag niet leiden tot het versterken van een identitair discours, maar net tot de ontwikkeling van kennis en gevoeligheid over elke singuliere positie. Deze radicale herziening zal dus onvermijdelijk paradoxale valkuilen bevatten. Maar dit zal ook ongetwijfeld tegenstemmen oproepen die de paradoxen gebruiken om de omslag stokken in de wielen te steken. In Duitsland ontstond reeds een publieke rel over een tentoongesteld kunstwerk. We hoeven niet meteen het relaas te herhalen. Maar het werd wel duidelijk hoe snel allerhande publieke figuren zich lieten meeslepen in een hysterie aangewakkerd door machtige lobbygroepen. Hierbij valt op dat onze maatschappelijke structuren, en specifiek de politieke, niet voorbereid zijn om die nieuwe inzichten en stellingnames te begrijpen, te ondersteunen en te beschermen. En het valt te verwachten dat de inefficiënte en kwetsbare kwaliteiten van kunst, wat eigen is aan de artistieke positie, niet zullen opgewassen zijn tegen sluwe en doelgerichte aanvallen. Die aanvallen hebben ook maar een welbepaald doel: de kunstenaar terug in zijn rol van de romantische Einzelgänger dwingen. Er wordt door populistische stemmen steeds beweerd dat het godgeklaagd is dat kunstenaars zich opsluiten in hun elitaire wereld. Maar blijkbaar zijn deze stemmen nog meer geërgerd door artistiek engagement.
Deze voorspelbare reacties mogen geen reden zijn om niet te participeren aan deze golf van vernieuwing. Want deze golf is niet zomaar een mooi exemplaar om kortstondig op mee te surfen, het is een tsunami! De schaal waarop en de kracht waarmee deze radicale omslag hier wordt ontplooid, is van ongeziene aard. Nooit eerder namen zoveel kunstenaars deel aan documenta, nooit eerder waren de bewoners van Kassel zo betrokken. En dit terwijl geen professionele curator aan het hoofd stond. Even ter vergelijking: voor documenta IX haalde Jan Hoet 195 kunstenaars naar Kassel. Het aantal deelnemende kunstenaars in deze editie loopt op tot in de duizenden. Ook dat is een paradox, want net nu de deur eindelijk opengaat voor veel onbekende kunstenaars uit streken die tot nu toe geen of weinig toegang hadden tot het internationaal kunstgebeuren, dreigen ze te verdrinken in de anonimiteit van dit grote getal. Maar we weten helemaal niet waar dit experiment zal eindigen. We weten niet wat het effect van deze documenta zal zijn. Of zoals Rakun, een van de leden van Ruangrupa, het verwoordde: “This is not fully controlable. That’s fine, we don’t want to control.”