Toen ik enkele weken geleden het griepvirus te pakken kreeg, bleek er voor mij niets anders op te zitten dan twee volle etmalen in bed door te brengen. Mijn lichaam had echter niet zomaar een moment uitgekozen om mij deze loer te draaien: al snel werd duidelijk dat ik me tussen de koortsdromen in zou moeten bezighouden met gebeurtenissen die véél verder reikten dan mijn ziekbed. Op de voet zou ik alles meevolgen, de VRT NWS-app als mijn waakhond, me waarschuwend bij elke ontwikkeling die mogelijk van enige betekenis zou kunnen zijn. Dit was immers hét weekend waarin de machtsverhoudingen en hiërarchieën binnen het Vlaamse cultuur- en medialandschap voor het komende jaar zouden worden vastgelegd: ik was blijkbaar ziek geworden tijdens het weekend van de ‘Kastaars!’.
Voor wie niet op de hoogte was, net zoals ik, van het bestaan van een evenement genaamd de ‘Kastaars!’, geef ik met plezier een korte introductie. De Kastaars! – inderdaad, mét uitroepteken – zijn prijzen die tijdens een bombastische award show worden uitgereikt aan tv-, radio- en onlinepersoonlijkheden “voor het beste wat er op televisie, radio en digitaal te zien en te horen is”. De organisatie is in handen van een coalitie van entiteiten die de term monsterverbond niet onwaardig is: reeds twee jaar zijn het Streamz, DPG Media, Play Media en VRT die voor deze flamboyante gala-avond de handen in elkaar slaan. De presentatie van de show zelf is in handen van een olijk trio gevormd door Koen Wauters, Gert Verhulst en Danira Boukhriss Terkessidis.
De eerste vaststelling is helaas voor de hand liggend: onze geliefde Vlaamse (pop)cultuur stelt het niet goed. Het zwaarste denkwerk dat de laatste jaren is verricht, blijkt het verzinnen van nóg maar een concept waarin een bloed- of aanverwant van Gert Verhulst kan worden tewerkgesteld. En we kennen ogenschijnlijk ook maar twee popartiesten meer – Camille en Metejoor. Ieder cultuurproduct dat ook maar enigszins toegankelijk moet zijn voor een iets breder publiek, blinkt uit in middelmatigheid – ik ben me bewust van mijn eigen pretentie – en bij gebrek aan betere alternatieven, bekronen we het met de glimlach, in een op wel erg onsubtiele wijze met product placement vervuilde ceremonie. Hoe is het mogelijk, vraag ik me af, dat een slordig uitgewerkte serie over een stel rijke jongeren als ‘Knokke Off’ – ik heb de volle vier seizoenen van Succession gezien en weet dat het hoogst onrealistisch is dat privéjet-rijken op regelmatige basis zouden omgaan met “gewone” upper middle class-rijken – de award voor beste fictiereeks wint? Het antwoord is niet ver te zoeken, wanneer blijkt dat de andere genomineerden in de categorie – neen, dit is geen grap – Thuis en Familie blijken te zijn. In het land der blinden is eenoog koning.
We staan voor een existentiële keuze. Óf we houden het bij de frustratie dat de vier bestaande VTM-kanalen zich hoogstwaarschijnlijk nog verder zullen vermenigvuldigen. Nog meer fastfood voor de afstervende hersencellen. Óf men kan, op risico van een meer confronterende conclusie en algemeen gevoel van maatschappelijk onbehagen, verder proberen te denken over deze kwestie. Zelf heb ik het nooit voor laissez-faire gehad, en dus bleek de keuze voor optie nummer twee snel gemaakt. Ik pijnigde mijn hersenen en delfde verder, op zoek naar nieuwe inzichten.
Het antwoord is mijns inziens grotendeels te vinden in de opkomst van een nieuwe dreiging, en de onkunde om hiermee om te gaan. Ik beperk me tot het tv-landschap als meest uitgesproken voorbeeld. Omwille van de sterke groei van streaming-platformen is de concurrentie met “gewone” tv-programma’s sterk toegenomen, wat op zijn beurt leidde tot de nood aan selectie. In tegenstelling tot wat aanhangers van een niet nader te noemen denkstroming zouden beweren, heeft dat niet tot optimalisatie van ons aanbod geleid. Eerder zien we een daling van zijn kwaliteit. Het is immers evident om voor voorgekauwde platitudes te gaan. Creativiteit, diepgang en experiment vragen veel van de kijker, die ondertussen gereduceerd is tot consument. Verzet vanuit de klassieke tv-wereld bleef echter uit. Eerder dan strijden voor het behoud van kwaliteit, koos men op infantiele wijze voor een gemakkelijke kortetermijnoplossing. Waar vroeger sprake was van een samenspel tussen creativiteit en rendement, is de slinger vandaag compleet doorgeslagen, en ligt de focus enkel nog op dat laatste element. Dit maakt dat we de afgelopen tien jaar ons op vrijdagavond tevreden moeten stellen met een aflevering van nog maar een nieuw seizoen van ‘The Voice van Vlaanderen’ of een episode uit een van de one too many Tom-Waes-programma’s.
U vraagt zich wellicht af, beste lezer, waarom ik het in hemelsnaam nodig acht hier een ellenlange rant te geven – om het met een gen-Z-eske term te stellen – over de daling van het niveau binnen ons Vlaams medialandschap; dit moet toch een politieke bijdrage zijn? Wel, dat is het ook. Er vallen parallellen – en lessen – te trekken tussen de hierboven beschreven evolutie van onze populaire massacultuur en de manier waarop “populair” links de laatste jaren aan politiek doet, zo bedacht ik mij voor het eerst ijlend van de koorts in bed. Ik verklaar mij nader.
Vooreerst is het zo dat de linkerzijde in een relatief recent verleden ook te maken kreeg met de ontwikkeling van een hardnekkige dreiging: de toegenomen volatiliteit van het Vlaamse kiespubliek, en dit in combinatie met de opkomst en normalisering van conservatief-nationalistisch, nieuw-rechtse ideeën, uitgedragen door partijen als N-VA en Vlaams Belang. Het tijdperk van de simplistische, op boutades en kortetermijndenken gebaseerde ideeën, is ondertussen een feit gebleken en ook de verspreiding ervan wordt door recente technologische ontwikkelingen aardig gefaciliteerd. Daarenboven is de keuze voor een aantrekkelijk verpakte doos lucht voor de kiezer evidenter – of ‘rationeler’, om het economisch uit te drukken – dan de inspanning die enig bijkomend denkwerk vergt. Op die manier komen actoren die complexe zaken niét tot een tweet of een TikTok trachten te reduceren in een wel zeer oncomfortabele positie terecht, waar zo snel mogelijk iets op bedacht moet worden.
Net zoals het tv-land capituleerde voor de snelle mentale hap, wordt ook door links gekozen voor een compromis met het simplisme. We steken niet langer moeite in het brengen van een authentiek links verhaal. We gaan voor een snelle oplossing, een quick fix, waarbij we besluiten een pact te sluiten met de nivellerende infotainer die eigenlijk lijnrecht ingaat tegen waar we zelf voor staan. We minimaliseren zijn slechte eigenschappen, nemen trekjes van hem over, en ook voor een intieme samenwerking deinzen we niet terug – we moeten immers roeien met de riemen die we hebben, niet? We zijn liever zeker van een zilveren medaille met de ideeën van een ander, dan dat we met die van onszelf een verlies riskeren. Van meedingen naar goud is al lang geen sprake meer; de zesjescultuur viert hoogtij.
De politiek is een markt geworden, en we modelleren onze producten klakkeloos naar die van de populairste concurrent. Niet alleen getuigt dat van zeer weinig vertrouwen in het eigen product – we blijken ook nog eens slechte verkopers te zijn. Een goede commerçant laat de consument immers geloven dat hij of zij het product nodig heeft, en zal dus niet de consument als een al te aanhankelijk schoothondje achtervolgen. Geloof in de kwaliteit van de eigen marchandise – in casu een écht linkse beleidsvisie – is cruciaal voor de overleving op lange termijn. Het is een belangrijk inzicht dat ons ontbreekt en bij gebrek aan verandering onvermijdelijk tot ons faillissement zal leiden.
Ik was mezelf bewust van het risico op een nog zwaardere crisis. De sombere conclusie is alvast geen verrassing, al blijft ze hard. Het enige wat ik kan doen is nog een aspirine innemen en hopen dat de allianties die in 2024 gesloten worden, minder gelijkenissen zullen vertonen met het monsterverbond dat de naam ‘Kastaars!’ draagt. Zoete koortsdromen.