Dit jaar vieren we het honderdjarig bestaan van zowel de wet van 24 mei 1921 “tot waarborging der vrijheid van vereniging” als de wettelijke invoering van de achturen werkdag. De eerste wet luidde een nieuw sociaal tijdperk in, vanaf dan werd het eindelijk legaal voor de werkende bevolking om zich syndicaal te verenigen. Ook werd de stakingsactie eindelijk uit het strafrecht gehaald – het beruchte artikel 310 van het Strafwetboek. De achturen-wet signaleerde ook een definitieve stop aan de meest afschuwelijke vormen van uitbuiting, het werd vanaf toen onmogelijk voor de werkgever om willekeurig en eenzijdig te bepalen hoelang de werknemer moest werken. We kunnen algemeen stellen dat de twee voornoemde wetten het resultaat waren van een halve eeuw hevige en bij wijlen bloedige strijd van de syndicale vakbeweging om zeer fundamentele sociale rechten voor alle arbeiders te bekomen. Tot WOI was de sociale wetgeving nog steeds een doekje voor het bloeden, tot dat moment waren politieke en economische elites er steeds in geslaagd om de eisen tot het vestigen van een werkelijk sociaal recht voor de arbeiders af te weren. Naast onze grondwettelijke rechten zijn dus deze sociale rechten cruciaal om te kunnen spreken over een democratie. Daarom moeten we terecht deze afgedwongen rechten vieren! Maar ook moeten we helaas vaststellen dat ons sociaal recht vandaag terug ter discussie staat en zelfs via juridische weg wordt aangevallen!
Miranda Ulens is de Algemene Secretaris van het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV)
Het toenmalige verbod op zich aan te sluiten bij een syndicale vereniging kent een ver verleden. In de achttiende eeuw, voor het ontstaan van het kapitalisme, bestond er een systeem van gilden en ambachten. Dit waren communale organisaties die de collectieve belangen van verschillende soorten arbeid verdedigden op lokaal niveau. Maar in die eeuw werd het ook duidelijk dat in sommige ambachten de ambachtsmeesters alle macht naar zich toetrokken ten nadele van tewerkgestelde gezellen en ondergeschikt personeel. Ook was de overheid er meer en meer van overtuigd dat deze ambachten een obstakel vormden voor haar eigen aspiraties om de economie via centrale weg te besturen. En toen brak de Franse Revolutie uit. Het systeem van een parlementaire democratie werd uitgedokterd, en de privileges van allerhande elites werden afgeschaft. En ambachten vielen ook onder de noemer van “privilege”. De burgerij dacht dat een vrije circulatie van arbeid en goederen economische voorspoed met zich zou meebrengen. Maar ook dagarbeiders en andere laaggeschoolde werkers waren gewonnen voor het idee om deze ambachten af te schaffen, met het idee dat dit eindelijk de weg zou vrijmaken om op dezelfde sociale en economische voet te staan als de ambachtsmeester. Maar evengoed waren andere ambachtsgezellen net hevig gekant tegen deze wet, vermits zij net wensten na jaren van arbeid beloond te worden met de officiële titel van meester. De tegenstanders van de ambachten wonnen het pleit. En aldus ontstond de wet Le Chapelier in 1791: het werd verboden om zich te verenigen in “coalities en corporaties” om aldus vrije toegang tot een beroep te vrijwaren, maar ook om te zorgen dat de onzichtbare hand van de markt zou zorgen voor het loon- en prijspeil. De andere wet, het decreet d’Allarde in datzelfde jaar, verzekerde elke burger dat hij vrij een beroep kon uitoefenen. “Il sera libre à toute personne de faire tel négoce ou d’exercer telle profession, art ou métier qu’elle trouvera bon”. Toen we enkele jaren later behoorden tot Frankrijk, werden ook hier deze wetten ingevoerd.
In de vroege negentiende eeuw ontwikkelde zich dan het kapitalisme. De wetgeving bleef in voege, wat maakte dat het groeiend proletariaat de facto werd verboden om zich te verenigen in een vakvereniging ter bescherming van hun eigen belangen. Bij de oprichting van België werd de vrijheid van vereniging in onze grondwet gebeiteld. Dit botste met de bepalingen van de wet Le Chapelier die nog steeds in het strafwetboek stonden. Ook werd het duidelijk dat in het kapitalisme een eenvoudig arbeidscontract zoals voorheen onvoldoende was om de complexe industriële arbeidsrelaties volledig te kunnen reguleren. Tijdens de Franse Revolutie bestonden er geen grote fabrieken. Veelal werd een contract afgesloten in een eenvoudig familiebedrijf, waarbij het contract werd bekeken als een harmonieuze afspraak tussen een kleine ondernemer en zijn begripvolle werknemer. In het grootbedrijf bestond die juridische fictie van harmonie niet bepaald, conflicten tussen arbeid en kapitaal waren een constante factor. In 1867 werden de bepalingen in de wet Le Chapelier geschrapt en vervangen door artikel 310 uit het strafrecht. Artikel 310 van het Strafwetboek verbood het aanwenden van pressiemiddelen om loonsverhogingen te forceren of de vrijheid van arbeid en nijverheid aan te tasten. Indien de arbeider zich niet wilde houden aan het contract, dan bestond er voor de werkgever nu de optie om via staatswege zijn werknemer met harde hand in het gareel te houden. De nieuwe situatie belemmerde niet langer het juridische principe van staken op zich, maar het werd wel de werknemers de facto onmogelijk gemaakt om een staking te organiseren. Met andere woorden, arbeiders die zich de jure mochten verenigen, konden tijdens de staking nog steeds worden opgepakt als criminele elementen. Piketten bleven dan ook om die reden strafbaar. Pas bij het schrappen van artikel 310 op 24 mei 1921 was het stakingsrecht echt verworven.
Heden
In de herfst van 2015 bezetten 300 manifestanten het viaduct van de E40 in Cheratte om deel te nemen aan een 24-urenstaking tegen de monsterbesparingen van de regering-Michel. Zeventien leden van onze vakbond worden daarop vervolgd voor “kwaadwillige belemmering van het wegverkeer”. Onder hen Thierry Bodson, de toenmalige secretaris-generaal van de Waalse FGTB en de huidige voorzitter van het ABVV. Amper een jaar later organiseerde de socialistische vakbond opnieuw een interprofessionele staking tegen het regeringsbeleid (doorgedreven flexibilisering, bevriezing lonen, optrekken pensioenleeftijd…). Zoals op meerdere plaatsen in het land, werd in Antwerpen een stakingspost opgeworpen aan het kruispunt van de Scheldelaan met de Oosterweelsteenweg. Die locatie werd gekozen omdat er buiten werknemers van de Antwerpse haven weinig tot geen ander verkeer passeert. De opzet van een stakerspost is dan ook om werknemers te informeren over het doel van de actie en hen te sensibiliseren. Al tientallen jaren blijkt dat zonder veel problemen te gaan, maar in 2016 kregen de politiediensten plots de opdracht om de stakingspost te verwijderen. Goed wetende dat de actie slechts één dag zou duren, zoals ook werd aangegeven in de vooraf verspreide stakingsaanzeg. Tijdens de ontmanteling werden niet alleen de zware middelen ingezet (waterkanon, pantserwagens, oproeruniformen), maar werden ook twee ABVV’ers gearresteerd. Een van de gearresteerden is Bruno Verlaeckt, de voorzitter van de Antwerpse afdeling van het ABVV.
In Luik spreekt de correctionele rechtbank de beklaagden vrij van kwaadwillige belemmering van het verkeer “door het gebruik van verschillende objecten”, maar veroordeelt hen wél voor kwaadwillige belemmering van het verkeer “door hun eigen aanwezigheid”. Zes leidinggevenden van de vakbond worden ‘verantwoordelijker’ geacht dan anderen: in plaats van een voorwaardelijke celstraf van 15 dagen, krijgen zij voorwaardelijke celstraffen van een maand en voorwaardelijke boetes van 600 euro. In Antwerpen wordt de militant vrijgesproken, maar wordt de voorzitter van ABVV-Antwerpen veroordeeld door de correctionele rechtbank voor het organiseren van een actie waarbij het verkeer zogezegd kwaadwillig werd belemmerd. Het arrest luidt “eenvoudig schuldig verklaard”. Hij krijgt geen straf opgelegd.
Aflijnen of buiten de lijntjes kleuren?
Op vlak van boude uitspraken en stoere taal die automatisch volgen als vakbondsmensen aan de schandpaal worden genageld, valt dan steevast te horen dat het de allerhoogste tijd is “dat de vakbonden in België rechtspersoonlijkheid krijgen en dat het stakingsrecht wettelijk wordt afgelijnd”. Tja, niet enkel druist dit radicaal in tegen de geest van alle bestaande Europese en internationale verdragen die het recht op staken respecteren en beschermen, maar raakt het bovenal onze democratie in het hart van zijn ziel.
Rechtspersoonlijkheid zou betekenen dat vakbonden niet langer in staat zijn om sociaal verzet te voeren, omdat we dan elke vijf minuten voor de rechtbank zouden staan om ons te verantwoorden voor de zogenaamde gevolgen van een actie. Noem één actie die geen gevolgen heeft. De effectiviteit van actievoeren zit hem namelijk in de mate waarin we de normale gang van zaken in een bedrijf of politiek bestel kunnen beïnvloeden. Staken bijvoorbeeld moet nu eenmaal economisch pijn doen wil de betrokken werkgever – na de nodige ronden van sociaal overleg – inzien dat er iets goed fout zit in het bedrijf. Staken is overigens altijd het laatste middel. En wanneer we zouden beginnen met het “aflijnen” – lees: beperken – van het stakingsrecht, openen we de doos van Pandora en is het einde helemaal zoek. Om het met de woorden van de Liga voor de Mensenrechten te zeggen: “Weinigen zullen in ons land het recht om te staken nog durven aanvechten. Maar het is wel de “bon ton” in bepaalde kringen te verkondigen dat het stakingsrecht zou moeten worden ingeperkt … De kreet van het opleggen van een minimale dienstverlening in openbare nutsbedrijven is dan niet uit de lucht. Het is al te doorzichtig dat de drijfveer voor dit soort van discours het aan banden leggen is van het stakingsrecht.”
Wie denkt dat we in België niet de draconische maatregelen zullen zien waarvoor gevreesd wordt, denkt beter nog eens goed na. In landen waar het stakingsrecht al het verst is uitgehold, zoals in Groot-Brittannië, ging dit meestal stap voor stap. Ook in ons land zien we meer en meer obstakels opgeworpen worden, vaak in de vorm van procedureformaliteiten. Het nemen van zulke sluipwegen resulteert steevast in een doodlopende weg voor actievoerders. Even twee voorbeelden uit een lange lijst. In 2016 werd in Antwerpen aan een staking en betoging zoveel onzinnige voorwaarden opgelegd (een steward per tien betogers, het vooraf laten goedkeuren van de slogans, op voorhand moeten tekenen voor eventuele schade…) dat je nog nauwelijks kon spreken van een vakbondsactie. De actie ging toch door, ondanks dreigementen van de burgervader. Maar ook niet aangevraagde acties verdienen de bescherming van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Bij AB InBev gingen nog niet zo lang geleden de handschoenen helemaal uit en leken we wel aanbeland op de set van een achterhaalde James Bond film. Met eenzijdige juridische procedures probeerde men dwangsommen per stakingsdag op te leggen. Deurwaarders waren 24 uur per dag aanwezig op de werkvloer, en er was politie in uniform en burger. Vakbondsafgevaardigden kregen een verbod tot praten. Seizoenarbeiders werden bedreigd met jobverlies, en stakers ontvingen de beschikking van de rechtbank bij hen thuis, zonder dat een gerechtsdeurwaarder hun identiteit had gevraagd. Dwangsommen en elke mogelijke vorm van rechterlijke tussenkomst, horen echter niet thuis in een collectief arbeidsconflict. Eenzijdige procedures zonder mogelijkheid om als vakbond de eigen argumenten te kunnen aanbrengen, zijn een rechtsstaat onwaardig.
Stakingsrecht vs. the powers that be
Wat volgens (rechtse) stemmen in de politiek en bedrijfswereld aan banden moet worden gelegd, is volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Europees Sociaal Handvest en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten een basisrecht dat beschermd moet worden. Syndicale acties dienen expliciet uitgesloten te worden van het toepassingsgebied van zowel de terrorismewetgeving, de gemeentelijke administratieve sancties als van het hele strafwetboek. Het uitoefenen van fundamentele rechten kan geen misdrijf zijn. Opkomen tegen een werkgever die zijn personeel onjuist behandeld, mag niet bestraft worden. Jouw mond opendoen om te protesteren tegen een regeringsbeleid dat de onbetaalde facturen doet opstapelen, de kansen voor jouw kinderen financieel ontzegt of jou in een benarde situatie duwt omwille van een dure medische ingreep, wel, dat mag nooit eindigen op de beklaagdenbank.
Het stakingsrecht is juridisch niét aanvechtbaar. Net daarom proberen the powers that be het via omwegen te ondergraven. In het politieke of publieke discours wordt bijvoorbeeld een negatieve beeldvorming van stakers gehanteerd. Wie actie voert voor het behoud van een publieke dienstverlening wordt geviseerd, niet wie ze uitholt. Interviews op televisie uitzenden, waarbij wordt gevraagd of stakingsposten vrachtwagens met Covid-19 vaccins zullen tegenhouden, is gewoonweg een laakbare praktijk. Dergelijke framing is niet bepaald neutraal, het kiest duidelijk éen kant zonder eerlijke en volledige duiding te geven over de sociale problematiek.
Stakers bezetten geen autowegen uit kwade wil. Zij leggen het treinverkeer niet lam omdat ze willen dat iedereen te laat komt op zijn werk. Zij blokkeren geen havenbedrijven om hen failliet te laten gaan. Zij willen net respect voor werknemers die essentiële diensten verzorgen en treden in hun naam collectief op. Het stakingsrecht en vakbondsvrijheid maken inherent deel uit van de sociale ziel in ons land, dat wereldwijd geldt als een voorbeeld van sociaal overleg. Voor het ABVV zijn syndicale rechten en vrijheden, maar ook de capaciteit om verontwaardigd te zijn, om collectieve acties te voeren en om te betogen, onlosmakelijk verbonden met de correcte en rechtvaardige werking van een democratie die gebaseerd is op de scheiding der machten. Enkel de sociale gesprekspartners zelf kunnen bepalen op welke wijze collectieve conflicten kunnen voorkomen worden en hoe deze in goede banen kunnen worden geleid. Een eventuele herziening of actualisering van het Herenakkoord kan dan ook enkel door de leden van de Groep van 10 plaatsvinden, zonder druk vanuit regeringskringen.
Het stakingsrecht is een democratisch recht. Voor ons is het primordiaal van belang dat elke volgende regering het stakingsrecht, alsook onze syndicale vrijheden, respecteert. Een garantie van onze vrijheden en rechten, opdat werknemers billijk en goed vertegenwoordigd en verdedigd kunnen worden, is de absolute basis voor een gezond en evenwichtig sociaal overleg.
Ook al vinden sommige politici dat vakbonden zich opnieuw (moeten) bezighouden met vakbondswerk in de bedrijven en niet aan politiek doen, toch is het stakingsrecht niét beperkt tot de werkvloer. Per definitie zal het stakingsrecht ook tegen de belangen van the powers that be ingaan, of deze nu de afmetingen van een werkvloer of van het parlement hebben. Het is zelfs haast inherent een publiek recht dat de openbare ruimte als klankbuis nodig heeft. Of hoe ironisch hadden we dat dan gezien, dat we binnenkort enkel nog thuis mogen gaan weekendstaken?