Een dag van ons volwassen leven die we doorkomen zonder enige slag of aanstoot, is een dag waarop we ons vermoedelijk in een comateuze toestand bevinden. Massaal ergeren we ons de pleuris: wachtend aan de kassa op het voorovergebogen grijze vrouwtje dat wenst te betalen met allerlei afwijkende muntjes, geschokt door de gigantische lengte van de neus- en wenkbrauwharen van onze gesprekspartner, scrollend door de enorme hoeveelheid reacties van HLN-lezers die een achterblijvende geestelijke ontwikkeling doen vermoeden, … Ergernis is een universele, ongeliefde ervaring. Maar het is ook een verschijnsel waar slechts weinig denkers of onderzoekers zich aan wagen. Wat is ergernis precies? Wat betekent het om ergernis te ervaren? Moeten we ergernis wegkrabben als een manifesterende jeuk? Of is er meer aan de hand wanneer we ons ergeren?
Marijke Van Thielen (1986) is essayist en schrijver. Nadat ze op haar vierentwintigste weduwe werd, is ze beginnen zoeken naar perfectie in taal en filosofie. Geïnspireerd door Arthur Schopenhauer en Fernando Pessoa heeft ze zich doorheen de jaren weten te ontwikkelen tot een auteur die kafkaëske korte verhalen en onbeschaamde essays zonder pretentie of plotgedrevenheid schrijft. Ze publiceerde reeds in o.a. Wobby, Tijdschrift Ei en Meander.
Of we ons nu ergeren aan Corona-ontkenners of Corona-hysterie, een partner die wel erg luidruchtig de neus ophaalt of een tergend trage linkervakrijder die overduidelijk kampt met een ernstige visuele handicap, we herkennen allemaal de dwingend hete stroom van ergernis die in ons opborrelt. Wat we dan doormaken, kan best omschreven worden als een vorm van milde boosheid in combinatie met een afgezwakte, doelloze frustratie. Ergernis wordt ervaren als een interne kwelling, als een overtreffende stap van onbehagen. Ergernis is allerminst een aangename gewaarwording en overvalt ons doorgaans op onverwachte momenten. Vanzelfsprekend, wanneer een overtuigd feminist en een onvrijwillig celibatair een tête-à-tête inplannen, dan zullen zij wellicht beiden anticiperen op een aanstootgevende conversatie. Maar veelal laat ergernis zich niet inplannen. We weten immers niet welke ergernis de dag ons brengen zal. Daarnaast kenmerkt ergernis zich ook door een invasieve emotionele toestand. Van zodra de ergernis zich aandient, verstoort deze onze gebruikelijke gedachtegang. Ergernis leidt ons af van onze eigen gedachten en treedt zeer dwingend naar de voorgrond, in die mate dat het ons vermogen tot natuurlijk redeneren remt. Ergernis komt altijd ongelegen, omwille van het kenmerkende onbehagen dat ermee gepaard gaat. Geen mens zit te wachten op de kwelling van de ergernis, en toch is het een kenmerkende menselijke gewaarwording. Hoewel ergernis ons overvalt, is deze wel steeds ergens op gericht. Ergernis wordt namelijk veroorzaakt door een interne of externe prikkel. Maar niet iedere prikkel zal dezelfde mate van ergernis opwekken. Daarmee lijkt ergernis iets te zeggen over onze persoonlijkheid.
Verschillende karakters ergeren zich aan verschillende prikkels. Zo zal de ene persoon helemaal witheet worden van achtergebleven kattenhaar op een zwarte jeans, terwijl een andere hartkloppingen krijgt van het grammaticaal onvermogen waarmee Conner Rousseau zijn aanhang tracht te imponeren. En zelfs wanneer we ons allen massaal ergeren aan dezelfde prikkel (zoals bijvoorbeeld het plots verschijnen van een geesteloze Youtube-advertentie), dan kan de intensiteit van gekweldheid nog verschillen van persoon tot persoon. De mate van ergernis en de reactie op een prikkel hangt dus af van iemands persoonlijkheid. Sommige karakters kunnen perfect gedijen in een luidruchtige omgeving. Een barmedewerker koestert idealiter het cafélawaai, een vader kan het gejengel van zijn kroost met een liefdevolle aanblik aanhoren. En dit terwijl een teruggetrokken karakter zich al kan ergeren wanneer een naaste buur iets te enthousiast de rolluiken sluit. Ergernis vertrekt steeds vanuit een reactie op een prikkel. Het is dus steeds gericht op een stimulus buiten ons eigen zelf. En toch zegt die reactie op een prikkel veel over onszelf. Het leert ons wat we niet waarderen, wat we wensen af te stoten, wat we niet kunnen verdragen. Dit kan te maken hebben met mogelijke eigen gebreken. Of het kan ons ook tonen dat we een intrinsieke weerzin hebben voor bepaalde geluiden, handelingen of denkwijzen. De prikkel die ons ergert, leert ons dus iets over onze persoonlijkheid. De bron waarop onze ergernis gericht is vertelt ons namelijk hoe wij op dat moment in de wereld staan.
Niet alleen bepaalde handelingen, opvattingen of sensaties kunnen ergernis opwekken. Soms kunnen we ook aanstoot nemen aan een bepaalde persoon. Deze ergernis gaat voorbij aan het feit of we deze persoon al dan niet persoonlijk kennen. Het walgelijke gedrag van Bart De Pauw, die als een verwaand stuk stront twaalf miljoen euro durft te eisen van zijn ex-werkgever, nadat deze hem aan de kant had geschoven omwille van talrijke gegronde klachten over grensoverschrijdend gedrag, stoot ieder individu met een minimaal moreel kompas voor de borst, met uitzondering dan van Delphine Lecompte. Wanneer een specifiek persoon een bepaalde ergernis opwekt, dan is het belangrijk om aandacht te schenken aan wat deze persoon voor ons symboliseert. Bart De Pauw staat in casu symbool voor een zuiver patriarchaal machtsmisbruik gekenmerkt door een compleet gebrek aan schuldinzicht. Uiteraard wordt zijn gedrag niet juichend ontvangen, dit soort aanstellerij is immers geen wenselijk handelen.
Omdat ergernis aangeeft welk gedrag wij als wenselijk beschouwen, leert het ons iets over onze opvattingen van hoe het hoort te zijn. Ergernis hangt namelijk nauw samen met de verschillende verwachtingen die we koesteren. Dit kunnen zowel individuele als sociale verwachtingen zijn. Dat ergernis ons onmiddellijk fysiek ongemak oplevert, zou te maken kunnen hebben met het feit dat we de gewenste verwachtingen niet kunnen afdwingen. We voelen aan dat wat er gebeurt voor ons verkeerd is, maar we kunnen er niets aan doen. In die zin is ergernis een signaal: wat we ervaren is in conflict met onze intrinsieke of instrumentele waarden. Daarnaast zou het ook kunnen betekenen dat onze verwachtingen niet (meer) realistisch zijn en dat we deze moeten bijschaven. De subjectieve beleving van ergernis noopt ons vervolgens tot volgende opties: ofwel passen wij onze verwachtingen aan, een langdurig en intensief proces. Een andere mogelijkheid is in de mate van het mogelijke onze omgeving meer te laten overeenstemmen met onze persoonlijkheid, wetende dat niet alles wat ons ergert noodzakelijk hoeft veranderd te worden. Want de ergernis zal terug komen, zij het gericht op andere zaken. Het is namelijk onmogelijk te ontkomen aan onze ergernis.
Hoe kunnen we deze onvermijdelijke, onaangename emotie blijven verdragen? Schopenhauer stelde dat positieve gewaarwordingen (zoals geluk en genot) slechts passief ervaren worden, terwijl leed en pijn net heel actief worden beleefd. Hetzelfde principe kenmerkt zich bij onze ergernis: onuitgenodigd duwt zij zich op de voorgrond van ons denken. Zij overmeestert actief onze cognitieve functies. En van zodra de prikkel waar men zich aan ergert verdwijnt, merkt men de afwezigheid van de ergernis niet eens meer op. Men verbaast zich niet over het feit dat men zich niet ergert, maar men is wel erg bewust van de interne kwelling die ergernis met zich meebrengt. Dit is in lijn met gekende evolutionaire aanwijzingen: ongewenste emoties zoals schaamte of ergernis zorgen namelijk op een grotere overlevingskans dan een ultiem geluksgevoel. Vreugde vermaakt, maar door louter plezier te ervaren, leren we niet leven. Kan het ervaren van pijnlijke emoties misschien dan wel noodzakelijk blijken?
Ergernis is een hinderlijke emotie die geen enkel ander doel voor ogen heeft dan puur onbehagen in ons gemoed aan te richten. Het zorgt voor een onmiddellijk ongemak. Het is dit ongemak dat ervoor zorgt dat er een directe aandacht gaat naar een bepaalde afwijkendheid in onze omgeving. Het is een priemende emotie die ons lichaam maar moeilijk verdragen kan, maar die toch een waardevolle rol speelt in ons leven. Ergernis dient namelijk als signaal. Net doordat ergernis op de voorgrond verschijnt en ons toont wat oncomfortabel voelt, geeft het ons inzicht in onze eigen persoonlijkheid: wie wij zijn, wie wij willen zijn, wat wij herkennen en waarvoor wij staan.
Ons menselijke bestaan behelst veel meer dan alleen maar vreugdevol zingend door allerlei goudkleurige bloemenweides te dartelen. Mens-zijn betekent aanvaarden dat niet iedere prikkel op een gelukzalig gevoel zal worden onthaald. Ergernis kan ons, net zoals bij iedere gewenste of ongewenste emotie, veel leren over ons karakter en onze eerdere persoonlijke ervaringen. En hoewel ergernis ons zonder uitzondering onuitgenodigd overvalt, hebben we deze persoonlijke ervaring nodig. Zonder onaangename emoties zouden we geen kans krijgen om van richting te veranderen, om bij te sturen wanneer wij dit nodig achten. Emotioneel onbehagen kan, indien er tijdig geluisterd en ingegrepen wordt, leiden tot groei. Hoewel wij ergernis vaak verwarren met afkeer, vertelt ergernis iets over onze verwachtingen en onze verlangens. Wanneer we aandacht schenken aan onze ergernis kunnen we deze dus eventueel benutten. Daarnaast kunnen we bij de volgende ergerlijke tweet van Dries Vanlangenhove geruststellend zuchten dat we blijkbaar nog bepaalde verwachtingen hebben die we kunnen koesteren. We ergeren ons, want wij zijn nog niet afgestompt. Uiteraard blijft de fysieke marteling waarmee ergernis gepaard gaat een beproeving, maar in de kern voelen we slechts die weerstand omdat we herinnerd worden aan onze verwachtingen, onze hoop, onze verlangens. Verspil daarom een goede ergernis niet, maar koester deze, want het is een beloning.