“Dat weten we dan ook weer allemaal.” Met deze zinsnede sluit de immer minzame Wim De Vilder het zevenuurjournaal af, dat hij, zoals steeds, vlekkeloos heeft gepresenteerd. Zonder het wellicht zelf te beseffen, vat het nieuwsanker daarmee perfect de essentie van nieuws samen: een verzameling feiten en weetjes zonder enige samenhang, zonder verband met de achterliggende geschiedenis bestaande uit structuren en machtsverhoudingen, en dus zonder enige relevantie voor ons bestaan. Het zal dus niet de sociale positie van de kijker, de nieuwsconsument, binnen die structuren duiden. Een bosbrand in Australië, een overstroming in India, een scheepsramp in Bangladesh, de verdrinking van migranten op de Noordzee, de kerkklokken van Stalhille, het lot van een eeuwenoude eik, de coronamaatregelen: het komt allemaal in dezelfde grabbelton terecht, het staat allemaal min of meer op hetzelfde niveau van relevante en minder relevante informatie, van uiterst belangwekkend tot triviaal. Wie herinnert zich na afloop van de uitzending – laat staan een dag later – nog wat we allemaal hebben vernomen?
Johan Depoortere was tussen 1971 en 2008 een BRT/VRT-journalist. Hij maakte reportages in binnen- en buitenland met vooral belangstelling voor het Midden-Oosten en Noord- en Zuid Amerika. Hij was correspondent in Moskou tijdens de woelige Jeltsin-jaren (95-2000) en was vervolgens buitenlandverslaggever in Washington tijdens de Bush-jaren.
En dan hebben we het nog niet over de buitenproportionele aandacht voor sport en commerciële belangen. “Dankzij het mooie weer is het druk aan de kust.” “Ondanks het slechte weer is het druk aan de kust.” Als het journaal opent met ruim tien minuten over de overwinning van een Belg – neen, een Vlaming – in de Ronde van Frankrijk, of met een minutenlange bijdrage over de comeback van een tenniskampioene, wat naadloos past binnen de promotiecampagne van Kim Clijsters, dan weet je dat het niet om informatie gaat, maar om entertainment en commercie.
Het zevenuurjournaal zit niet toevallig geprangd tussen twee blokken entertainment: een leuke quiz vooraf (allemaal weetjes) en een rubriek infotainment achteraf (allemaal leuke “nieuwsjes”). Het journaal – het nieuws – op de openbare omroep en elders is zelf meer en meer entertainment. Spijts alle commotie daaromtrent is het niet te verbazen dat de zanger Paul van Haver, beter bekend als Stromae, het journaal van TF1 “kaapt” om zijn nieuwste plaat te promoten. In een omgeving waar de grens tussen informatie en entertainment zodanig is vervaagd dat ze nauwelijks nog te ontwaren is, klinkt de verontwaardiging daarover hol. De evolutie dateert niet van gisteren. Bijna 40 jaar geleden schreef de Amerikaanse mediasocioloog Neil Postman de bestseller “Amusing Ourselves to Death”: we amuseren ons kapot. Postman kon wellicht niet bevroeden hoe accuraat zijn titel vandaag de werkelijkheid van de informatiemarkt zou weergeven: hoe zelfs de meest dramatische gebeurtenissen door de nieuwsmolen tot amusement worden vermalen. Het gaat dan vooral, maar niet uitsluitend over televisienieuws: een dood kind op een strand van de Middellandse Zee is “sterke televisie”, omdat het beeld directe emoties losweekt. Het amusementsgehalte haalt het ruimschoots van analyse en reflectie. Emotie als amusement. Nieuws over verdronken migranten op zee kan op de traanklieren werken, maar het zet ons niet aan tot reflectie, laat staan tot actie.
Voor de kijker-luisteraar, nu meestal nieuwsconsument genoemd, lijkt de wereld van het nieuws chaotisch en raadselachtig. Hij of zij heeft er geen vat op. Gebeurtenissen doen zich voor, oorlogen breken uit, natuurrampen gebeuren, armoede en rijkdom zijn gegevens waar niet aan te tornen valt. Dat het nieuws ook relevante informatie bevat, kan niet worden ontkend, maar het zijn brokken informatie in een zee van entertainment. Bovenal is de samenhang tussen die verschillende fragmenten hapklare informatie zoek. Het verband tussen de verdronken migranten en de oorlog in Syrië moet de kijker zelf construeren. Dat de gruwelijke oorlog in Jemen gevoerd wordt met wapens uit ons vrije Westen, kom je via het journaal nauwelijks te weten. Het verhaal van de hongerstakers in de Begijnhofkerk wordt een wedstrijd armworstelen tussen hen (of de mensen en groepen die hen steunen) en de staatssecretaris voor (in werkelijkheid: tegen) migratie. Wie zal het eerst met de ogen knipperen? Om de achtergrond te begrijpen van wat het “Israëlisch-Palestijns conflict” wordt genoemd – in werkelijkheid een strijd tussen kolonisator en gekoloniseerde – moet je niet bij de gevestigde media zijn, waar het bijna uitsluitend gaat over bombardementen, raketaanvallen en “terreur van beide kanten”. Het “both-sides-ism” viert er hoogtij en verhult op een efficiënte manier de realiteit.
Duidingprogramma’s als Terzake of De Afspraak worden verondersteld klaarheid te scheppen in de duistere en raadselachtige wereld van het nieuws door achtergrondinformatie te verschaffen, maar ze zijn in hetzelfde bedje ziek. Ook daar is de grens tussen informatie en entertainment zoek. Verhit debat moet ontstaan, dat is de premisse van de format, ook wanneer we begripsmatig er geen jota wijzer van worden, wat soms tot absurde situaties leidt. Wanneer een ultraconservatieve coryfee als mevrouw Doornaert wordt uitgenodigd om een lofrede te houden over de extreemrechtse en racistische Franse presidentskandidaat Eric Zemmour, is dat niet om ons beter inzicht te verschaffen in wat zich afspeelt in de Franse samenleving en politiek, maar omwille van de controverse. Succes verzekerd als je dan observeert hoe de uitzending een stroom reacties en clicks op Facebook en Twitter genereert. Controverse als amusement, goed voor een volgende nieuwscyclus, want ook de kijkcijfers van de traditionele media hebben er baat bij.
In de documentaire “Woord x Macht x Strijd” noemt de betreurde sociolinguist Jan Blommaert het parochialisme “één van de grote ziektes van onze tijd.” Het reduceren van nieuws tot amusement is er ongetwijfeld één van de oorzaken. De horizon van het nieuws is de afgelopen jaren gereduceerd “niet alleen tot België, maar zelfs tot Vlaanderen.” Blommaert klaagt aan dat deze verschraling – niet enkel in de media overigens – een generatie “halfgeletterde jonge mensen” oplevert. Het nieuws gaat niet – of in veel te geringe mate – over de grote thema’s die ertoe doen: klimaat, armoede, ongelijkheid, asiel en migratie, oorlog. Neem het nieuws over de relatie tussen het arme Zuiden en het rijke Noorden. Het nieuws toont ons een strand in Afrika. Het zijn spectaculaire beelden van bergen rottend textiel: afgedragen kleding in de branding, afkomstig uit het rijke Noorden, zorgt voor een reusachtig milieuprobleem. Hoe zijn die kleren daar terechtgekomen? Wat vertellen ze ons over het waanzinnige consumptiegedrag van een deel van de wereldbevolking en de armoede van het andere deel? Wat leren we over de erfenis van het kolonialisme, over het kolonialisme in zijn hedendaagse verschijningsvorm, over de economische machtsverhoudingen in de wereld? Vrijwel niets, maar “dat weten we nu ook weer allemaal.”
In zijn boek vergelijkt Postman de toekomstvisie van George Orwells “1984” met die van Aldous Huxleys “Brave New World”. Orwell beschrijft een toekomst waarin Big Brother het leven van ieder van ons in de gaten houdt en bepaalt. In de toekomstige wereld van Huxley is geen Big Brother nodig. Wijzelf zijn het die ons beroven van onze autonomie en onze geschiedenis. Orwell vreesde een maatschappij waarin de waarheid voor ons verborgen zou worden, Huxley vreesde dat de waarheid verdronken zou worden in een zee van irrelevantie. Is de Huxleyaanse toekomst begonnen?