Dit essay is geschreven met als inspiratiepunt het gezamenlijke boek van Ian Parker en David Pavón-Cuéllar, Pyschoanalysis & Revolution. Critical Psychology for Liberation Movements (2021). Beide auteurs behoren tot de neo-marxistische kritische psychoanalyse. Ondertussen is het boek reeds vertaald in onder andere het Russisch, Italiaans, Arabisch, Koreaans, Spaans en Portugees. Een vertaling hier ontbreekt nog steeds. En dat is eigenlijk jammer. Want Parker en Pavón-Cuéllar geven aan dat het psychologische aspect een fundamentele rol speelt om onze samenleving verder te emanciperen. Zij beogen dan ook een collectief project om onze sociale wereld te ondervragen, waarbij de kritische psychoanalyse ons enkele conceptuele kapstokken kan aanreiken om dit te bewerkstelligen. Zij bespreken zowel de verreikende invloed van het marktdenken in onze psyche. Hoe we het draaien of keren, de dynamiek van het kapitaal beheerst onze handelingen en denkbeelden. “Capital, conceived as a process, is pure satisfaction of the death drive, conversion of life into death, consumption of the living existence of workers and of nature to produce more and more money, dead money.” Kortom, het kapitaal is intiem aanwezig in onze dagdagelijkse wereld, het kneedt onze inter-persoonlijke sociale interacties en mentale perspectieven over de wereld. We hebben geen nood aan nog meer mindfulness, eerder moeten we een besef opbouwen hoe grotere sociale processen een fundamentele invloed uitoefenen op ons doen en laten. De kritische psychoanalyse stopt niet bij het individuele, het is eerder een sociale theorie. Daarom breken de auteurs met veel uitgangspunten van de huidige (ego-)psychologische praktijken. “We need to treat our illness as a symptom of the lives we lead, not as indications of personal pathology … adaptive cognitive-behavioral treatments replicate capitalism as such by serving it with greater efficiency and speed, by adapting us to it, by making it bearable, by preventing it from being disturbed by our illness, by rehabilitating us as workers and consumers.” Met andere woorden, een burnout gaat misschien verder dan een boswandeling en een pilletje.
Jan De Vos, psycholoog en doctor in de filosofie, werkt rond de kritiek van de (neuro)psychologie, (neuro)psychologisering, en, hieraan gerelateerd, het subject van de digitale turn. Zijn invalshoek is continentale filosofie, Freudo-Lacaniaanse theorie en cultuur- en ideologiekritiek. Hij publiceerde o.a. Psychologisering in tijden van globalisering (Acco, 2011) en meer recent The Digitalisation of (Inter)Subjectivity. A Psy-critique of the Digital Death Drive (Routledge, 2020). Janrdevos.weebly.com/
In order to connect with and create that collective reason we need to connect through the unconscious, to find ourselves there instead of losing ourselves in the ego.
Kritische psychoanalyse … te niche?
Is dit boek voor een kleine nichemarkt geschreven? Wel, er is iets van aan. Want, als u mij vraagt of dit lectuur is voor de activist geïnteresseerd in psychologie, dan moet ik eerlijk antwoorden dat deze activist geen gemakkelijke lectuur zal voorgeschoteld krijgen. Het boek bewandelt immers niet de paden van de klassieke zelfhulp psychologie, zoals we deze overvloedig vinden in de boekhandels. Het is dus geen boek dat meegolft met de roep tot “self-improvement”. Het is daarentegen wel een boek dat (heel) kritisch is voor de psychologie. Is het dan een boek voor psychoanalisten geïnteresseerd in politiek? Ook dat is niet zeker: zoals de hoofdtitel aangeeft, de horizon van dit boek is onomwonden de revolutie. Blijft over, de activist geïnteresseerd in psychoanalyse en de psychoanalist geïnteresseerd in marxisme: tja, twee niches samen, dat zal wellicht niche blijven. Maar hiertegenover staat dat de uiteindelijke boodschap van dit boek inhoudt dat, wil de activist revolutionair zijn, zij/hij de psychoanalyse niet kan negeren, en, zo ook, wil de psychoanalist aan psychoanalyse doen, hij/zij het marxisme niet kan ontlopen. Wat dan de mainstream psychologie en de reguliere politiek betreft, wel, dit boek geeft aan – toegegeven, soms op pamflettaire en repetitieve wijze – hoe die twee moeten bekampt worden, op radicale wijze. Het boek is immers een manifest, een manifest voor bevrijdingsbewegingen. En, gezien de uitdagingen waarvoor de mensheid staat – de ecologische catastrofe, de bedreiging van onze [inter]subjectiviteit door een totalitaire digitalisering, het gat in de democratie geslagen door nieuw-rechts, … – zouden een paar omwentelingen wel welgekomen zijn, of niet? Niche? Nee, potentieel hebben we het hier eigenlijk over een boek voor de massamarkt.
Als lezer zal je onvermijdelijk je moeten worstelen doorheen de conceptuele uitdagingen die in het boek staan te wachten. Maar de auteurs beseffen zeer goed dat conceptuele complexiteit een hoge drempel vormt voor veel lezers. Daarom gaan ze frequent aan de slag met herhalingen, herhalingen vanuit diverse perspectieven die de centrale boodschap doet aanscherpen. Ze tonen telkens weer een ander facet van de verhouding tussen het persoonlijke en het politieke. Dit zijn volgens hen de twee opties: een hoopvolle activistische wending naar het psychoanalytische onbewuste, of de catastrofale conservatieve keuze voor het Ego van de mainstream psychologie.
Conceptuele rigueur tegen de psychologie
Op zijn minst, dit boek is geen psychologisch zelfhulpboek voor de activist of voor de activistengroep. Het gaat niet om jou of jouw activisten-burn-out. Het gaat evenmin over de psychologie van het coachend leiderschap, noch over het collectieve onbewuste in een actiegroep. Immers, in het boek staat de kritiek op de reductie van allerlei problemen tot de individuele psychologie centraal. Veel van deze problemen voelen psychologisch aan, zo schrijven Parker en Pavón-Cuéllar, maar dat zijn ze au fond niet. Desalniettemin, omdat macht, privilege en maatschappelijke ordening zich op het (inter)subjectieve niveau afspelen, is de dimensie van de psyche uiterst belangrijk. Daarom heeft het activisme en de bevrijdingsbeweging wel degelijk iets te leren, niet van de psychologie, maar van de psychoanalyse. Laat het duidelijk zijn, dit gaat niet of conceptuele warrigheid, integendeel, het gehele boek viseert een rigoureuze conceptualisering van het psychische als verschillend van het psychologische. Als dat laatste de zinsbegoocheling is van de mainstream psychologie, die zich opwerpt als een objectieve wetenschap, is het eerste datgene wat de psychoanalyse in haar theorie en praktijk probeert te vatten: het (inter)subjectieve als het historische contingente resultaat van ideologie, cultuur en politiek.
De titel is duidelijk: de psychoanalyse, althans die waar Parker en Pavón-Cuéllar voor staan, is een kritische psychologie, en dat betekent in de eerste plaats, een kritiek op de psychologie. De psychoanalyse ontstond net daar waar Freud zich afzette tegen de mainstream medische en psychiatrische benadering van psychisch lijden. Psychoanalyse is verzet, en niet in het minst tegen bepaalde grondstromen in het maatschappelijk bestel. Daarom alleen al zou de sceptische activist – geneigd om de psychoanalyse af te serveren als onwetenschappelijk, individualiserend, conservatief, burgerlijk, … – de auteurs enig krediet moeten geven: wat het activisme en de psychoanalyse gemeen hebben, is verzet: een kritische herlezing van de werkelijkheid gekoppeld aan het zoeken naar alternatieve praktijken. Het gemeenschappelijk strijdpunt is dan ook het verzet tegen de psychologie zoals die het individu concipieert als een aparte psychologische sfeer geïsoleerd van anderen. Dit staat collectivisering en politisering in de weg. Parker en Pavón-Cuéllar schrijven: “Psychology, in fact, is constituted by much of what we try to solve through psychoanalysis”.
Dus zij in de bevrijdingsbewegingen die komen uit de sociale sector, de opvoeding of het onderwijs moeten weten: psychologie is niet de medestander, zij is onze tegenstander. Zodra termen vallen zoals welzijn, mentale weerbaarheid, jezelf kunnen zijn… spits de oren en scherp het verzet. Als dit boek op de noodzaak wijst van een kritische psychologie, en bovendien nog eens stelt dat de psychoanalyse in deze incontournable is, dan waarschuwen de auteurs dat het een aantal ideeën bevat die vaak als moeilijk worden beschouwd. Als lesgever heb ik het meer dan eens gehoord van studenten waarom mijn lessen ingewikkeld en complex zijn. Soms helpt het dan wanneer ik hen zeg: “Kijk naar je eigen leven, kijk naar de wereld om je heen. Vrij ingewikkeld en complex, niet?” Daarom, als je Parker en Pavón-Cuéllar gaat lezen, wees voorbereid, het zal niet gemakkelijk zijn.
Psychoanalyse, no thanks but thanks?
Misschien zegt u nu, oké, er is die vermaledijde psychologisering, daar moeten we van af, maar that’s it, we hebben geen psychologie nodig, laat staan de psychoanalyse. Maar is het wel zo dat de psychologisering slechts een deelprobleem is, wat ons afleidt van de echte, grotere en reële problemen? Denk aan de covid-crisis, Parker en Pavón-Cuéllar schrijven dat die toont hoe het reële zich verknoopt met ons symbolisch universum, en dus met onze pogingen ons voor te stellen wat er gebeurt met ons. Die verstrengeling van het reële met het symbolische en het imaginaire is dat waarover bij uitstek de psychoanalyse iets te zeggen heeft:
“Grasping this connection requires an ideology critique that must be linked with what we experience, with what we suffer as subjects, so we can better act to change reality. It is a task for psychoanalysis, but it must be a collective political task, not an individual psychological one”.
Op zich is het duidelijk, in ons huidig maatschappelijk en economisch bestel wordt elke (reële of niet) crisis gepsychologiseerd. Zo lijkt het coronavirus in de eerste plaats een aanslag op ons individueel psychisch welzijn: “Zorg voor jezelf en voor je emoties,” interpelleert de Belgische overheid ons. Psychologisering duikt op in zowat elk (inter)subjectief veld: vaccinatie voor kinderen of niet, werkloosheid, burn-out, racisme, seksisme, armoede, klimaatopwarming, … altijd weer is daar het psy-discours dat ons vertelt dat het normaal is om je “gestrest, gedesoriënteerd, angstig, depressief of boos te voelen. Onderdruk je emoties niet,” zoals we lezen op www.info-coronavirus.be. Alleen al om die reden is een kritische psychologie nodig: de psychoanalyse kan die leveren omdat zij voorbij de individualiserende en objectiverende psychologisering toont hoe subjectief psychisch lijden te situeren valt in een collectieve, sociale en politiek-economische ruimte.
Het is bijvoorbeeld geen toeval dat tijdens de eerste lockdown in België het vertoog van Voka en die van psy-experts samen spoorden in hun pleidooi om de maatregelen op te heffen. Zie bijvoorbeeld hoe pedagoge Elise Burny (DS, 15 mei 2020) de negatieve psychosociale effecten van de lockdown omschreef: “Jonge kinderen leren van elkaar en met elkaar. In contact leren ze mens zijn. In afzondering leert mijn kind vooral in de bomen klimmen en moddertaarten bakken – ook goed trouwens – maar het volstaat niet. Pas door samen moddertaarten te bakken leer je dat er meer dan één manier is, dat de modder van je vriendje te veel of te weinig water bevat en dat het vormpje van het kind dat niet je vriend is betere taarten oplevert dan dat van jou”. Opgroeien, zo lijkt het hier, is een kwestie van competenties, skills en ondernemerschap: uitvissen waarom de concurrentie het beter doet dan jij. “Now we need psychoanalysis” schrijven Parker en Pavón-Cuéllar, niet alleen om een kritiek te leveren op dergelijke ideologisch mainstream psychologie, maar ook om, sta me toe me te herhalen, te tonen hoe het subjectieve psychische lijden (dat er onmiskenbaar is) te situeren valt in een collectieve, sociale en politiek-economische ruimte.
Daarom willen Parker en Pavón-Cuéllar de bevrijdingsbewegingen introduceren in de vier centrale concepten van de psychoanalyse: het onbewuste, de herhaling, de drift en de overdracht. Deze concepten maken de vier centrale hoofstukken uit van het boek, en telkens proberen de auteurs de relevantie en bruikbaarheid ervan voor het activisme aan te tonen. Als de mens geen meester is in eigen huis (zoals Freud dit stelde in verband met het onbewuste), dan is het daar, in die verdeeldheid of gespletenheid, dat de ideologie en het politieke moet gesitueerd worden:
“Ideology mediates the experience of our divided condition. This condition, in which the unconscious functions as a place that speaks of our distress, is ideologically externalized, prolonged and exacerbated in particular alienating divisions of the subject, those that are characteristic of life under capitalism”.
Ons lijden, ons onbewuste, een gedeeld subject te zijn dat nooit met zichzelf samenvalt, die kloof, dat is het terrein van de ideologie. Dit betekent dat de relevantie van de psychoanalyse niet alleen is dat ze de noodzakelijke kritiek levert op het psychologiserend Ego (het rationeel Ego als ondernemer van zijn eigen mentale activa), maar vooral dat ze toont hoe het persoonlijke in se politiek is (de bekende feministische slogan waar Parker en Pavón-Cuéllar meermaals naar verwijzen). Daarom is de psychoanalyse incontournable voor het activisme; niet als psychologie, en ook niet louter als cultuurhistorische en sociologische kritiek, maar als psycho-politieke theorie en praktijk.
Net van hieruit hebben Parker en Pavón-Cuéllar ruimschoots aandacht voor de historische vergissingen en aberraties binnen de psychoanalyse zelf: daar waar ze haar potentieel van haar psycho-politieke kliniek niet waarmaakte of verloochende. Zo verwijzen de auteurs naar hoezeer Freud zelf een kind van zijn tijd was, getekend door seksistische en racistische ideologieën en zijn eigen psychiatrische opleiding. Maar niettegenstaande die achtergrond stond Freud aan de wieg van een kritische psychologische benadering van psychisch lijden en een radicaal andere praktijk dan die van de toenmalige (en nog steeds bestaande) psychiatrie en academische psychologie. Parker en Pavón-Cuéllar verwijzen naar hoe vele psychoanalytici begin twintigste eeuw lid of supporters waren van communistische of socialistische bewegingen. Deze geschiedenis is belangrijk in het licht van de latere verbasteringen:
“To be liberating, psychoanalysis must be liberated. It has to be released from what it is not and is not meant to be. It must be purified of the sediment of mystifications, prejudices, malign moral values, dogmas, stereotypes and illusions that have turned it from being a progressive approach into one that is instrumentally useful to capitalism and colonialism and to oppressive gender relations”.
Ik zou hier de vele karikaturen over de psychoanalyse aan toevoegen: het is haast onvoorstelbaar hoeveel manifeste onwaarheden er over de psychoanalyse in onze middelbare scholen, hogescholen en universiteiten worden verteld. Hiermee moeten activisten en bevrijdingsbewegingen waarschijnlijk wel bekend zijn, ook zij moeten keer op keer de velerlei karikaturen van “extreem-links” en het “radicaal activisme” trotseren en weerleggen. Wat er ook van zij, het terug aanscherpen van de psycho-politieke basis van de psychoanalyse vereist volgens Parker en Pavón-Cuéllar dat de psychoanalytische training ook een analyse van macht inhoudt: psychoanalytici hebben een basisvorming in de principes van politieke bevrijding nodig. Dus, niet alleen de leek of de activist moet iets leren (en zijn/haar misvattingen van de psychoanalyse afleren), ook de psychoanalytici moeten iets leren (en waarschijnlijk ook veel afleren). Voor beide partijen is het een kwestie van kant kiezen.
Kant kiezen
De centrale boodschap van dit boek is dat het persoonlijk lijden altijd al een sociaal, historisch en dus politiek lijden is. Zodoende kan de psychoanalyse het activisme helpen om dat lijden te denken als een soort van vreemde herhalingsdwang. Dat laatste betreft de dimensie van het ondraaglijke: net datgene wat niet langer te dragen is, herhaalt zich ongeweten en onuitgesproken – en op dat punt geraken we verweven in onze eigen onderdrukking – maar kan ons ook aanzetten tot verzet, via het spreken:
“The prohibitions, amnesia and ideological mystifications of patriarchal and colonial capitalism, such as those of our family and those of our own ego, can be neutralized, transcended by what we say. We speak the truth, and in the personal-political realm, we speak truth to power”.
Dit idee, to speak truth to power, verbindt de “kliniek” van de psychoanalyse en de bevrijdingsbewegingen.
Indien het activisme voorbijgaat aan deze problematiek – en de (historische) grond miskent van hoe de psychoanalyse en de emancipatorische strijd elkaar noodzakelijkerwijs kruisen – kan het niet anders dan vervallen in de psychologisering. Of, wie de psychoanalyse langs de voordeur buitenzet, laat de bordkartonnen mainstream psychologie langs de achterdeur binnen; om via allerlei common sense opvattingen emancipatorische ideeën en praktijken te beknellen. Psychologie is alomtegenwoordig, in de sociaal-politieke ruimte, maar ook in ieders persoonlijke en sociale leefwereld. Je hebt dan ook een kritische psychologie nodig, een kritiek van de psychologie die onvermijdelijk zelf steunt op een theorie van de psyche (met het onoverkomelijke risico om bij tijd en wijlen gevaarlijk dicht bij de psychologie en de psychologisering aan te schurken). Kortom, “now we need psychoanalysis”. Tijd om keuzes te maken, en kant te kiezen.
Maar dit geldt ook voor de psychoanalyse: waar die zich neutraal denkt en de politiek de voordeur wijst, laat ze de mainstream ideologieën langs de achterdeur binnen; om op die manier haar theorie en praktijk te ontdoen van een kritische insteek. Bovendien, zo stel ik, het is daar dat de psychoanalyse verwordt tot een gewone psychologiserende psychologie. Of, nog scherper gesteld, om van de psychoanalyse een echte kritische psychologie te maken, heeft ze het marxisme nodig om het neutraliserend effect van de psychologisering van onze leefproblemen te verhinderen. Voor zowel het activisme als de psychoanalyse geldt “forgetting the unconscious makes us forget politics”. Om dit vergeten tegen te gaan schreven Parker en Pavón-Cuéllar hun boek:
“Our task in this manifesto for psychoanalysis as the most radical possible form of “critical psychology” is precisely to make it possible for liberation movements”.
Daarom dat ik ten zeerste hoop dat er dan toch een Nederlandse vertaling van dit boek verschijnt. Omdat het onze praktijken van verzet alleen maar kan vooruit helpen. Laat ik dan om die reden een oproep doen om samen de tekst te lezen en te vertalen. Om vervolgens deze tekst in kleine groepen te doorwerken, met als resultaat een “tweede vertaling”, eentje van de praxis. Reageren kan via de redactie van Aktief.
Het boek kan aangeschaft worden op volgende adressen: https://psychoanalysisrevolution.com/ & https://www.1968press.co.uk/