Mark Fisher maakte in zijn boek Postcapitalist Desire (2020) een sprongetje naar François Lyotards gekende werk Économie Libidinale (1974) om onze huidige situatie van overgave aan laatkapitalistische genotsregimes te verklaren. Fisher schreef dat Lyotards lezers afschuw toonden toen de Franse filosoof stelde dat de armen in onze samenleving verlangden naar hun eigen sociale achteruitgang, dat ze genoten van “het slikken van de troep die het kapitaal hen voorschotelt … tot op het punt dat ze uiteenbarsten”. Critici vroegen zich af hoe Lyotard een dergelijke uitspraak kon maken over de slachtoffers van het neoliberalisme. Om deze vraag te beantwoorden, moeten we misschien ons wenden tot die andere gekende Franse denker, de psychoanalyst Jacques Lacan. Lacan ontwikkelde het mysterieuze concept van de lathouse, “het object van verlangen dat we vinden op elke straathoek, onder elk raam … gemaakt om de oorzaak van ons verlangen te zijn, waarbij het nu reeds een wetenschap is geworden dat ons verlangen volledig bestuurt.” De smartphone?
Dr. Isabel Millar is een filosofe en een psychoanalytische theoretica. Ze is momenteel verbonden aan The Centre for Critical Thought, University of Kent. Ze is auteur van het boek The Psychoanalysis of Artificial Intelligence, gepubliceerd in 2021 bij de Palgrave Lacan Series.
We weten niet of Lacan voorzag dat er ooit een object zoals een smartphone zou bestaan, dat specifiek ontworpen is om ons verlangen te overheersen, maar hij gaf alvast voldoende hints over het potentieel van technologie om dit te bewerkstelligen. Technologie zou een innige band aangaan met het kapitalisme om op onmiddellijke wijze invloed uit te oefenen op onze verlangens en lichamelijke driften. In zijn tijd was dit de cassetterecorder, die stem en lichaam van elkaar scheidde, wat maakte dat de stem eindeloos reproduceerbaar is voor het gemak van de gebruiker. Vandaag is deze reproductie-capaciteit van de stem en ook nu het beeld voor eenieder onmiddellijk beschikbaar via onze smartphone, een simpel feit zo alom aanwezig dat het tevens onzichtbaar is geworden.
Genot, verlangen en beeldcultuur
Lacan kan ons dus iets meer vertellen over het belang van de nieuwe technologieën, zich bevindend tussen kapitalisme en wetenschap, en welke impact dit heeft op ons lichaam. Lacan omschreef de stem en de blik als partiële objecten die onze driften vooruit stuwen – deeldriften. Bij Freud kennen we reeds de orale en anale deeldriften, en bij Lacans analyse van de stem en blik komen dan ook de scopische en invocatieve deeldriften van ons lichaam om de hoek kijken. Technologie in het huidig kapitalisme zal juist deze twee deeldriften uitkiezen om ons lichaam op een welbepaalde manier te sturen. De lathouse is dan ook een machine, een artificieel object dat voortdurend genot aan ons onttrekt. Lacan stelde hierbij dat deze artificiële objecten niet alleen de oorzaak van ons verlangen zijn, maar dat ze ook een deel van onze driften weten te omvatten. Eigenlijk kunnen we stellen dat deze objecten “onmogelijke objecten” zijn, wat wil zeggen dat ze ons lichamelijk genot wil capteren om vervolgens dit genot eindeloos te reproduceren. Het is net een object zoals de smartphone die onze driften capteert, dat we zo willoos overgeleverd zijn aan ons eigen genot. We blijven onszelf maar voortdurend volstoppen met allerhande vormen van onmiddellijke bevrediging. Maar tijd of ruimte maken om onze werkelijke verlangens te ervaren bestaat haast niet meer.
Het concept van verlangen in de psychoanalyse staat dus centraal om onze toestand te kunnen begrijpen. Ons verlangen bestaat uit voornamelijk talige elementen. We worden talig tijdens onze ontwikkeling om onze directe noden te kunnen bevredigen. Hoewel deze noden dan worden vervuld, toch zal er steeds binnen onze eisen een surplus aanwezig zijn dat nooit bevredigd kan worden. Meer specifiek, een eis om liefde te ontvangen die alleen gesymboliseerd kan worden door zaken die onze directe noden weten te lenigen. Aldus Lacan, verlangen is niet onze behoefte tot genoegdoening, en het is ook niet onze eis om geliefd te zijn, maar het is net het verschil tussen beiden.
Het kapitalistisch vertoog
Het verlangen is dus een complex gegeven. Enerzijds is het verbonden aan de mens als een levend lichaam dat moet bevredigd worden. Anderzijds zijn mensen gedoemd om alleen via de dode en abstracte wereld van taal te kunnen overleven, wat maakt dat we onvermijdelijk verbroken zijn van de mogelijkheid om ons eigen bestaan op een onmiddellijke wijze te ervaren. Taal zal altijd de bemiddelaar spelen. Voor Lacan zal binnen het subject steeds een gebrek aanwezig zijn, en dit gebrek kan nooit volledig worden opgevuld door een specifiek object. Hoe is dit verlangen dan precies verbonden aan het huidig kapitalisme? Veel psychoanalytici stellen dat het kapitalisme niet alleen ons verlangen opslokt en perverteert, maar dat de structurering van ons verlangen reeds kapitalistisch van aard is. En dat dit reeds zo was vooraleer de industriële revolutie aanvang nam. Het kapitalisme vergrootte en buitte het structurele gebrek om werkelijk bevredigd te worden door een specifiek object gewoonweg enorm uit. We blijven het mysterieuze object van ons verlangen najagen. Het is een dynamiek die inherent genot blijft produceren, en deze dynamiek is omwille van ons talig bestaan steeds gestructureerd als een bepaald vertoog. We jagen steeds het object van ons verlangen na in onze (gesproken) taal.
Er bestaan bij Lacan 4 van dergelijke vertogen: Meester, Universiteit, Hysterica en analyst (figuur 1). Lacan analyseerde deze vertogen aan de hand van “mathemes”, formules om zijn ideeën te formaliseren, die als doel hebben de functionering van waarheid te representeren binnen elke vorm van kennisproductie – deze mathemes bestaan steeds uit 4 elementen: de agent, de andere, het product en de waarheid (figuur 2). De mathemes zijn dus articulaties van hoe waarheid wordt geconstrueerd binnen verschillende socio-culturele situaties. En elke articulatie verklaart ook hoe wij allen genot ervaren binnen een bepaalde machtsrelatie. Een voorbeeld. Wanneer iemand in een kerk luistert naar een prekerige pastoor, dan zal deze persoon op een andere manier het gevoerde vertoog beoordelen dan wanneer dezelfde persoon een wetenschappelijk experiment aan een universiteit uitvoert. In elk van de mogelijke situaties zal een verschillend vertoog worden gehanteerd, en binnen elk raamwerk zal een verschillende vorm van kennis worden geproduceerd, waarbij waarheid steeds een andere plaats zal bezetten. Het waarheidsgehalte zal dus steeds verschillend zijn bij elk soort vertoog, alsook de vorm van surplus genot tijdens de productie van het vertoog. De vraag is dus welk soort genot deze 4 vertogen proberen over te brengen aan het subject. Het Meester-vertoog is gebaseerd op autoritaire vormen van waarheid – zowel politiek, religieus als ethisch – en dit vertoog is dominant om de normen van een samenleving te ordenen. Het Universiteit-vertoog houdt in dat het kennis wil produceren vanuit een verondersteld neutraal standpunt, bv. de bureaucratie of bepaalde toegepaste wetenschappen. Het Hysterica-vertoog wil voortdurend de autoritaire stem verwerpen om het te kunnen ondermijnen of te wijzigen. Het laatste vertoog is deze van de analyst, en dit houdt in dat de positie van de analyst als agent van het vertoog ook het surplus is van dat vertoog. Elke “revolutionaire beweging” van een vertoog kent dit moment in haar ontwikkeling als het omgekeerde spiegelbeeld van het Meester-discours.
Deze vertogen lijken zeer theoretisch. Maar eenieder die een paar minuten op Twitter heeft gezeten, ziet onmiddellijk hoe sterk onze uitspraken zijn bepaald door deze verschillende vertogen. Er bestaan dan ook eindeloze sociale werelden binnen de “Twittersphere”, gedreven door specialistische vormen van kennis, culturele eigenaardigheden, politieke twisten of esthetische idealen. En binnen elk van die werelden bestaan dan nog eens subdomeinen, die op hun beurt eigen unieke conventies, herkenningspunten of conflicten creëren. Twitter als Lathouse bevat de intrinsieke eigenschap om eindeloze uren van ons leven af te nemen, en we kunnen ons misschien tegenwoordig afvragen of er nog werkelijk iets gebeurt in de reële wereld.
Lacan, aangetoond in de sociale media, leert ons dat het onmogelijk is om een formele waarheid te scheiden van de surplus aan genot dat het in zich meedraagt. Wat ook betekent dat er niet zoiets is als een meta-taal over waarheid, een “waarheid over de waarheid”. Ook lijkt het kapitalisme alle vormen van waarheid te incorporeren. Lacan maakte om die reden, waarvoor hij werd beschuldigd een conservatief te zijn, dan ook de opvallende uitspraak tegen de studenten tijdens de protesten van mei ’68:” Wat jullie willen als revolutionairen is een meester, en jullie zullen dan ook een krijgen.” Lacan maakte de analyse dat de studenten binnen het Hysterica-vertoog ageerden, en daarbij dus eigenlijk onbewust een nieuwe Meester eisten. En Lacan kreeg gelijk, een decennium later begon een nieuwe Meester onder de radar het ideologische onbewuste van de mensen over te nemen: het neoliberalisme. Het neoliberalisme wordt bepaald door een vijfde vertoog, het kapitalistisch vertoog, dat wordt gekenmerkt door het overbruggen van de afstand tussen agent en het object van verlangen. Het neoliberalisme is een eigenaardig beestje: het vertoog is alomtegenwoordig, en toch veronderstellen we dat elke vorm van Meester-vertoog tot het verleden behoort.
Het was ook Baudrillard die in de jaren 1980 voorspelde dat de neoliberale Hyperrealiteit de symbolische interactie tussen subjecten zou vernietigen, waarvoor hij het etiket nihilistisch kreeg opgekleefd. Maar het kapitalistisch vertoog en zijn twitter-logica heeft daadwerkelijk zware schade aangebracht aan ons vermogen om nog te leven in een gedeelde realiteit, waarbij we verbonden zijn door een overkoepelende waarheid. De huidige abstracte vorm van genot en de eindeloze wereld van beeldtekens heeft ons in een moeilijke situatie gebracht om sociale verandering af te dwingen. Misschien is het tijd om terug te keren naar de potlatch?