Interview met Sacha Dierckx, afgenomen door Dries Goedertier
Vanuit een vooruitstrevend waardenkader inzetten op analyses, studies en opiniebijdragen om het maatschappelijk debat aan te zwengelen over economische en sociale alternatieven voor de neoliberale pensée unique. Zo zou je de missie van Denktank Minerva in een notendop kunnen samenvatten. Ook de zoektocht naar een rechtvaardig klimaatbeleid maakt daarvan deel uit. Onder leiding van wetenschappelijk medewerker Sacha Dierckx kwam vorig jaar een boek uit met de toepasselijke titel Klimaat en sociale rechtvaardigheid. Verschillende academici en kaders van vakbewegingen, milieubewegingen en armoedebewegingen werkten eraan mee. Vanuit hun expertisedomein dachten ze na over de transformaties die zich in verschillende beleidsdomeinen en sectoren – van het openbaar vervoer, tot de industrie, de energiesector, het financiewezen en de woonsector – moeten voltrekken om de klimaatdoelstellingen te halen. We spraken Sacha Dierckx in Gent daags na de beslissing van de gemeenteraad tot de uitbreiding van de lage-emissiezone (LEZ). De uitbraak van de Coronacrisis noopte ons tot een tweede (virtueel) gesprek over de sociaal-ecologische krachtlijnen van een economisch herstelbeleid.
In progressieve middens kent de LEZ zowel hevige voor- als tegenstanders. Volgens de voorstanders is een LEZ sociaal omdat mensen met lagere inkomens net méér negatieve gezondheidsgevolgen van het autoverkeer dragen. Volgens tegenstanders is de LEZ asociaal omdat diezelfde groepen zich door een gebrek aan alternatieven gedwongen zien om een nieuwe auto te kopen.
Het debat is inderdaad sterk gepolariseerd. De mensen die het meest impact ondervinden van luchtverontreiniging zijn inderdaad vaak de kwetsbare gezinnen met lagere inkomens. Ook oudere mensen en kinderen dragen er sterk de gevolgen van. Het aantal kinderen met symptomen van astma in België is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij de allerlaagste inkomens zijn er ook veel mensen die geen auto hebben. De laag daar net boven zou wel eens het meest getroffen kunnen worden door de LEZ. Het is in elk geval jammer dat er zoveel politiek kapitaal gaat naar dit debat terwijl de komende decennia nog veel meer dient te gebeuren. Op termijn zullen alle diesels moeten verdwijnen en rijden er best alleen nog elektrische wagens. Een land als Noorwegen zet op dat vlak de toon. Daar mogen vanaf 2025 alleen nog elektrische wagens en wagens op waterstof verkocht worden. In vergelijking daarmee is de LEZ veel minder verregaand. Als over de LEZ dus al zoveel heisa bestaat, wat gaat dat dan niet geven als ingrijpendere maatregelen op de agenda komen?
Zijn er dan limieten aan wat een overheid qua wetgeving kan doen? Zijn het niet vooral de grote industrieën met sterke lobbygroepen die hun wil opleggen en op de rem staan?
Het hele debat over de LEZ is ook een gevolg van het feit dat de overheid onder invloed van de autolobby jarenlang dieselwagens fiscaal gepromoot heeft. Als in de toekomst de greep van deze lobbygroepen onaangeroerd blijft, dan zal het altijd gemakkelijk blijven om vanuit bepaalde hoek het milieu- en klimaatbeleid weg te zetten als asociaal. Fossiele lobbygroepen hebben alle belang bij de fabricatie van een tegenstelling tussen het ecologische en het sociale. Er is dus een doortastend optreden nodig dat ook raakt aan bestaande eigendoms- en machtsverhoudingen binnen de economie. Dat is ook een kritiek aan het adres van het mainstream-klimaatbeleid waarbij niets aan bestaande ongelijkheden wordt gedaan. De grootste voordelen van het gevoerde klimaatbeleid dreigen in dat scenario naar grote bedrijven en de hoogste inkomens te gaan. Daar tegenover staat dan vaak een gebrek aan alternatieven op vlak van mobiliteit, huisvesting en consumptie voor de laagste inkomens. Zoiets is niet bevorderlijk voor het draagvlak van het klimaatbeleid en leidt uiteindelijk tot immobiliteit terwijl het beleid net een versnelling hoger moet schakelen. Alles valt of staat met het sociale karakter van de transitie.
In de inleiding van het boek heb je het over een “Sociaal-Ecologisch Pact voor een economische transformatie.” Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
Het Sociaal-Ecologisch Pact kan je beschouwen als een Belgische variant op de Green New Deal van Alexandria Ocasio-Cortez. De naam roept herinneringen op aan het Sociaal Pact van 1944, zeg maar het echte begin van de opbouw van de welvaartstaat in België. Net als de Green New Deal is het een oproep om het klimaatvraagstuk niet als iets geïsoleerd te beschouwen. Het moet immers de ambitie zijn om een klimaatbeleid te voeren dat tegelijkertijd ook andere maatschappelijke problemen en ongelijkheden aanpakt. De centrale doelstelling blijft natuurlijk een grondige decarbonisatie van onze economie met een extra focus op de grote uitstoters zoals de petrochemie, de energiesector en de transportsector. Onze samenleving moet daarnaast ook de bestaande gevolgen van klimaatopwarming beter kunnen opvangen. Hittegolven, droogtes of net meer stormweer dwingen ons om ook in te zetten op adaptatie. Tegelijkertijd moeten we sociaaleconomische onzekerheden wegwerken door in te zetten op kwaliteitsvolle groene jobs, een sterker sociaal vangnet en betere openbare diensten. Een cruciale doelstelling moet ook zijn om de levenskwaliteit van mensen te verhogen door bijvoorbeeld in te zetten op werkbaar werk en arbeidsduurvermindering. Tot slot kunnen we ook de democratie versterken door mensen zeggenschap te geven op de werkvloer en in de economie. Met de coronacrisis is de urgentie van zo’n Sociaal-Ecologisch Pact nog groter geworden. De vraag is immers welk soort economisch herstel we zullen krijgen. Wordt het een herstel dat de CO2-uitstoot opnieuw laat toenemen, en zo de klimaatcrisis verergert? Of wordt het een klimaatvriendelijk herstel, waarbij massale investeringen in hernieuwbare energie, energiezuinige (publieke) woningen, openbaar vervoer en fiets- en wandelvriendelijke infrastructuur de economie doen aantrekken en onze economie tegelijk minder CO2-intensief maken?
Er wordt wel eens gesteld dat mensen met een lager inkomen vooral ingesteld zijn op een materialistische levenswijze en daardoor geen deel van de oplossing willen zijn. Zo bekeken zou economische democratie weinig zoden aan de dijk brengen.
Ik ben het daar niet mee eens. Inspraak is heel belangrijk in het design van klimaatplannen. Zoiets kan je niet boven de hoofden van mensen doen. Participatie van onderuit is een manier om tot meer gedragen en doeltreffende oplossingen te komen. Rond inspraak op de werkvloer is er bewijs dat werknemers beslissingen nemen die vaak meer ecologisch zijn dan wanneer alleen aandeelhouders aan de touwtjes zouden trekken. Een goed voorbeeld is de actiegroep Amazon Employees for Climate Justice, die eisten dat er een rapport zou komen over hoe het bedrijf de uitstoot van broeikasgassen zou terugdringen. Helaas werd hun voorstel weggestemd door de aandeelhoudersvergadering. Een materialistische levenswijze zien we terug bij iedereen in een economie waarin consumptie zo centraal staat. Maar niemand consumeert meer dan de rijkste lagen van de bevolking die door hun levensstijl net het sterkst bijdragen tot de opwarming van de aarde. Voor een stuk is de zucht naar materialisme ook ingebakken in ongelijkheid. Mensen met een lager inkomen willen zich meten met mensen aan de top. Sociologen noemen dit “keeping up with the Joneses”. Als je die ongelijkheid dan ook reduceert, dan zal je die materialistische cultuur ook al voor een stuk terugdringen. In zekere zin is het vaak de sociale structuur waarin mensen zich bevinden die de mentaliteit en het denken van mensen bepaald. Ook daarom is het belangrijk om overheidsbeleid te creëren die een minder materialistische levenswijze mogelijk maakt en het denken daarover ook zal beïnvloeden. Ik deel de stelling dus niet dat mensen uit lagere klassen niet begaan zijn met levenskwaliteit of het klimaat. Het verzet tegen maatregelen zoals de congestietaks in Stockholm of de tolheffing in Londen waaide overigens al na enkele jaren over.
Welke rol kunnen CO2-heffingen spelen in de transitie?
Op zich ben ik niet tegen een CO2-taks, alleen worden daardoor nog geen alternatieven gecreëerd voor fossiele activiteiten. Veel alternatieven zijn immers niet rendabel en dat is dan weer een problematisch gegeven van een kapitalistische economie. Economische activiteiten die relevant zijn voor een rechtvaardige transitie moeten winstgevend zijn of ze komen gewoonweg niet van de grond. Als overheid kan je dan twee dingen doen. Zorgen dat deze investeringen rendabel worden wat vaak neerkomt op een socialisering van de kosten en een privatisering van de winsten. Ofwel zelf het heft in handen nemen. Zoals hierboven gesteld, moeten er in het bestrijden van de coronarecessie Er moeten volgens mij grootschalige publieke investeringen komen in openbaar vervoer, hernieuwbare energie en energiezuinige, betaalbare huisvesting om een rechtvaardige transitie mogelijk te maken. Natuurlijk kan je stellen dat de opbrengsten van een CO2-taks hier naartoe kunnen vloeien. Volgens anderen moet je echter eerst de alternatieven klaar hebben vooraleer een taks in te voeren. In elk geval staat de CO2-taks vandaag te centraal in het klimaatdebat. We zouden eerder moeten nadenken over wat het zal vergen om de alternatieven op de snelste en meest doeltreffende manier uit te bouwen. Volgens mij kom je dan uit bij een overheid die een tandje bijsteekt op het vlak van investeringen, planning en regulering. Het debat over de redding van de luchtvaart maakt dat vraagstuk nog dringender. Het heeft geen zin om Brussels Airlines te redden zonder na te denken over welke luchtvaart we willen. Naast voorwaarden rond een vliegtaks – of nog beter een frequent flyer taks, waarbij je meer betaalt naarmate je meer vliegt – en een rechtvaardige transitie voor het personeel, moeten we dus ook bekijken welke bestemmingen vanuit Brussel nog cruciaal zijn en welke overbodig zijn. Idealiter investeren we daarbij ook in meer klimaatvriendelijke alternatieven, zoals hogesnelheidstreinen en nachttreinen zodat veel bestemmingen binnen Europa beter bereikbaar worden met de trein.
Is de Green Deal van de nieuwe Europese Commissie een stap in de richting van zo een daadkrachtiger overheidsoptreden?
Ik vrees dat de Green Deal van de Europese Commissie vooral op marktwerking georiënteerd blijft. Het denken is niet fundamenteel veranderd. Bij de Europese instellingen overheerst plotseling niet het idee dat overheden zelf het voortouw moeten nemen met publieke investeringen. Er is natuurlijk de vergroening van de Europese Investeringsbank maar voor de financiering van projecten steunt men toch vooral op privaat kapitaal en publiek-private samenwerking. Het is in elk geval wel een stap vooruit in die zin dat de Green Deal het grote project is van deze commissie. Bij gebrek aan vooruitgang is het daardoor gemakkelijker om druk uit te oefenen. De kloof tussen woorden en daden zal politiek immers veel pijnlijker zijn. Er zullen zich ongetwijfeld kansen voordoen om van de Green Deal een volwaardige Green New Deal te maken, maar zijn we vandaag al getraind genoeg om deze binnen te koppen? Vier decennia van neoliberale hegemonie kan je natuurlijk niet zomaar uitwissen. Ongetwijfeld heeft dit ook zijn sporen nagelaten in onze eigen rangen. Je ziet hier en daar toch wat defaitisme. Groepen zoals Extinction Rebellion zijn sceptisch over ons vermogen om de rol van de overheid nog te veranderen. Veel mensen hebben ook het neoliberale denken geïnternaliseerd volgens dewelke de overheid het probleem is en de markt komt met de oplossingen. Bij een deel van de milieubeweging leeft dit tamelijk sterk. Men richt zich dan sterker op samenwerking met het bedrijfsleven om stapjes vooruit te zetten. Ook in dit soort van denken heeft de overheid vooral een dienende rol te spelen voor het (weliswaar groene) bedrijfsleven. We moeten dus ook in eigen boezem durven te kijken.
Mogelijks zijn er op dat vlak echter ook positieve evoluties binnen het Belgische middenveld. Wordt er niet meer nagedacht over de sterkere rol van de overheid en pakweg het belang van publiek eigendom voor de democratisering van de economie?
Ik denk dat er zeker sinds de eerder teleurstellende verkiezingen van 26 mei in Vlaanderen een grotere bereidheid is om het sociale en ecologische beter op elkaar te betrekken. Veel middenveldorganisaties bekijken de zaken veeleer vanuit een pragmatische invalshoek. Ze zien enerzijds tegenwerking vanuit het bedrijfsleven en anderzijds voorbeelden van landen die dankzij robuuste staatsinterventie wel vooruitgang weten te boeken. Vanuit die lezing van de werkelijkheid komen organisaties voor een stuk vanzelf uit bij een meer positieve kijk op wat de staat kan doen. Niet dat men vandaag al overtuigd is van de noodzaak om drastisch in te grijpen in de eigendomsverhoudingen. Maar er is sowieso wel een grotere bereidheid om dit soort debatten te voeren. Dat is al een stap vooruit. Het voordeel van een Sociaal-Ecologisch Pact is dat je verschillende bewegingen zoals de milieubeweging, de armoedebeweging en de vakbeweging kunt meenemen in één groot verhaal. Het is een overkoepelend project waaraan heel wat academici en kaders uit het middenveld ook een gevoel van richting en betekenis kunnen ontlenen. Het is belangrijk om alle neuzen in die richting te krijgen. Denktank Minerva kan inhoudelijk werk blijven leveren en een democratische gedachtenuitwisseling faciliteren in functie van een verenigd front. Dat proberen we bijvoorbeeld ook voor een stuk door mee te werken aan het initiatief #BeterNaCorona, waarmee we samen met tien andere denktanks en media (waaronder Aktief) een oproep lanceerden om in volle lockdown samen, grondig en toekomstgericht na te denken over de manier waarop het land, de Europese Unie en de wereld beter (socialer en ecologischer) kunnen worden na corona. De organisatorische impuls zal echter moeten komen van grotere middenveldorganisaties zoals de vakbonden en de Bond Beter Leefmilieu.
Volgens de Amerikaanse professor geografie Matt Huber is de milieubeweging sterk geworteld in een hoger opgeleide “professionele middenklasse” die inzet op “minder consumeren”. De arbeidersklasse kent echter in veel landen inkomensstagnatie en is niet onder de indruk van dit verhaal. Extreemrechts stelt de milieubeweging bovendien voor als een groene bakfietselite die de “gewone Vlaming” pest met klimaatmaatregelen.
Klimaatactivisten zijn vaak hoger opgeleid, maar dat maakt van hen nog geen elite. Ze zijn dat duidelijk niet. Je merkt dat simpelweg aan het feit dat Vlaanderen gewoonweg geen ambitieus én sociaal klimaatbeleid voert. Extreemrechts staat op het vlak van het klimaat inderdaad op de rem. Het is een onderdeel van haar strategie om de arbeidersklasse aan zich te binden. Een sterkere politisering van het klimaatdebat zal noodzakelijk zijn om het gras van onder de voeten van extreemrechts weg te maaien. We hebben voor een stuk nood aan klimaatpopulisme waarbij we duidelijk maken wie verantwoordelijk is voor de klimaatopwarming: de economische elite van aandeelhouders en topmanagers die de grote bedrijven in de olie-industrie, de petrochemie en de automobielsector domineren. Het is deze enige echte elite die zich verrijkt met deze activiteiten gebaseerd op fossiele brandstoffen en bovendien ook inzet op de rationalisering van productiemethodes om arbeidskosten weg te snijden. Tegelijkertijd moeten we aangeven wie de gevolgen daarvan draagt: de werknemers en mensen in armoede die het zich niet kunnen veroorloven om zich aan te passen aan de gevolgen van klimaatopwarming. Het is voor mij een verhaal van de economische elite tegenover de rest van de bevolking. Het is een gevecht tegen de elite. Een gevecht tegen gevestigde belangen. Er wordt vaak gezegd dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Maar dat klopt niet. De elite zit op een luxeboot, terwijl de rest van ons op een gammel vlotje zit.
We dienen dus een klimaatstrijd op te bouwen rond de belangen van werkende mensen. Volgens mij zal die professionele middenklasse daarin een sleutelrol moeten vervullen. Het Sociaal-Ecologisch Pact lijkt mij een manier om die politieke eenheid tot stand te brengen.
Het Sociaal-Ecologisch Pact is een maatschappelijk project voor een grondige economische transformatie. Uiteraard biedt dit aanknopingspunten voor het smeden van die coalitie tussen sociale klassen tégen de elite. Er is zeker in Westerse landen al een gigantische rijkdom die we vandaag sterker kunnen verdelen. Sterke openbare diensten kunnen de levenssituatie van mensen verbeteren zonder dat daarvoor nog economische groei nodig is. Openbare diensten onttrekken essentiële activiteiten aan de winstlogica, vormen een cruciale aanvulling op het beschikbare inkomen én dragen tegelijkertijd bij tot een grotere levenskwaliteit. Voor de vakbonden is een beter openbaar vervoer een sociale maatregel omdat mensen met een lager inkomen hiervan sterker afhankelijk zijn. Voor milieubewegingen is het uiteraard een manier om de uitstoot terug te dringen en de stad leefbaarder te maken voor iedereen. Ook iets als arbeidsduurvermindering zonder loonverlies kan aanslaan bij zowel arbeiders als hoger opgeleide professionals. Er is kortom nood aan een offensief verhaal dat verschillende deelstrijden – voor meer inkomensgelijkheid, voor decarbonisatie, voor levenskwaliteit, voor democratie – met elkaar verbindt. Ik maak mij sterk dat Denktank Minerva daaraan met dit boek een belangrijke bijdrage heeft geleverd.