11 nov 2020

Hugo Buyssens – Stephanie Kelton en monetair beleid

Stephanie Kelton is het nieuwe boegbeeld van de Moderne Monetaire Theorie (MMT), waarover ik onmiddellijk meer zal vertellen. Ze doceert economie aan de Stony Brook University in New York en was economisch adviseur van Bernie Sanders. De MMT is niet langer het stokpaardje van enkele geïsoleerde heterodoxe economen. Het linkse parlementslid Alexandria Ocasio-Cortez van New York is aanhanger en in Groot-Brittannië is John McDonnell, jarenlang parlementslid voor Labour en rechterhand van Jeremy Corbyn, een uitgesproken voorstander. Na de bankencrisis kocht de FED, de centrale bank van de VS, massaal Amerikaanse staatsbons op van de commerciële banken zodat die voldoende liquide hadden om verliezen te incasseren en verplichtingen na te komen. De techniek op zich was niet nieuw, want Japan doet dit al een paar decennia om haar economie aan te zwengelen. Met wat vertraging volgde Europa het voorbeeld van de VS. In het Nederlands heet het ‘kwantitatieve verruiming’, of QE van Quantitative Easing. Met de coronacrisis blijkt dat overheden opnieuw vele miljarden uit hun hoed toveren, wat sommigen doet dromen. Met Keltons boek The Deficit Myth, dat inspeelt op de uitdagingen van de corona-pandemie, is de kans groot dat de MMT-theorie een groter publiek bereikt. Thomas Piketty noemt het verplichte lectuur, Mariana Mazzucato een game-changer. Binnen links zijn de meningen verdeeld.

De oorsprong van het geld

Het (neoklassieke) standaardverhaal is dat geld ontstaan is in de ruil, wat verklaart waarom (schaars) goud of zilver bruikbaar was als betaalmiddel. Geld moet een schaars goed zijn zoals alle andere waren, want in de ruil speelt enkel vraag en aanbod. Het begrip ‘waarde’ bestaat immers niet in het standaardverhaal, tenzij als iets subjectiefs, als individueel nut of genot. Er ontstaat inflatie als er teveel betaalmiddel wordt ‘geproduceerd’, omdat het dan minder ‘begerenswaardig’ wordt ten opzichte van de andere waren. In dit standaardverhaal is geld niet meer dan een sluier voor onze ogen, die verbergt dat de economie eigenlijk draait om de ruil van goederen, incluis het betaalmiddel. De onzichtbare hand van Adam Smith leidt alles in goede banen, en zorgt ervoor dat alle middelen optimaal gebruikt worden; er moet enkel net voldoende geld bestaan om de economie draaiende te houden en mooi gelijkmatig te laten ‘groeien’. Dat is momenteel de opdracht van de – autonome – centrale banken. Een inflatie van 2 tot 3% zou ideaal zijn. QE werd op die manier verdedigd, alhoewel men eigenlijk de banken wilde of moest redden en zo een dodelijke deflatoire spiraal vermijden. De economen en politici hadden toch iets geleerd van de crisis van 1929.

De Moderne Monetaire Theorie (MMT) verwerpt dit standaardverhaal vooral op één welbepaald punt. De oorsprong van het geld ligt niet in de ruil, maar is een beslissing van de overheid. Dat is tevens de oude theorie van het chartalisme. De overheid zorgt ervoor, aldus Stephanie Kelton, dat er een algemeen aanvaard betaalmiddel bestaat tussen alle burgers, en op die manier bepaalt ook de overheid autonoom de waarde van dat betaalmiddel. De overheid bezit dus op monetair vlak een belangrijk wapen om het kapitalisme te reguleren. Hyperinflatie, zo blijkt uit twee eeuwen kapitalisme, ontstaat alleen maar wanneer er een diepe en langdurige institutionele crisis ontstaat. De MMT bezit herbij (post-)keynesiaanse wortels, maar het is allesbehalve zeker dat Keynes deze zienswijze zou hebben onderschreven. Als een gematigde conservatieve liberaal besefte Keynes dat het kapitalisme moeilijk bij te sturen is. Men kan niemand verplichten om te investeren. Hij vergeleek het met het voortduwen van een koord. Voor keynesianen moet een anticyclisch beleid daarom de consumptie stimuleren, en dus is een deficit tijdelijk verantwoord.

Voor Stephanie Kelton hebben overheden echter veel meer macht om de economie aan te zwengelen dan de meeste keynesianen denken, want een staat is niet te vergelijken met een gezin dat zijn budget in evenwicht moet houden. Voorwaarde is wel dat die overheid haar eigen munt heeft zoals Japan of de VS. Spanje, Griekenland en Italië zijn benadeeld, omdat ze geen eigen munt meer hebben, en dus geen monetaire politiek kunnen uitstippelen. Dit is trouwens de reden waarom links tegen de Euro was, en stelde dat de zwakkere economieën de dupe zouden zijn. In tegenstelling tot de VS heeft de Eurozone immers geen overkoepelend systeem van sociale bescherming om een en ander recht te trekken, want een Europese sociale zekerheid was en is nog steeds taboe. De Euro, argumenteerde links, kwam enkel tegemoet aan de noden en de wensen van het Europese grootkapitaal in een geglobaliseerde wereld. Van een dergelijke kritiek op de Euro is bij Kelton is echter geen spoor te bekennen. In haar presentatie zijn ook sociale klassen totaal afwezig, er bestaan volgens haar enkel individuen – wat ingaat tegen een marxistische opvatting hoe een samenleving functioneert.

In dezelfde marxistische opvatting over het geld ‘kan’ de overheid wel vastleggen wat het wettelijke betaalmiddel is, maar die overheid kan niet bepalen hoe dat betaalmiddel zich verhoudt tot het betaalmiddel van een ander land. Wat het betaalmiddel waard is en hoe het zijn waarde behoudt, wordt in eerste instantie bepaald door de concurrentiepositie van het land. Het marxisme stelt dan ook dat in het kapitalisme het monetaire beleid ten dienste moet staan van het kapitaal en de winst. Er wordt immers maar geïnvesteerd als er voldoende winst te rapen valt. Overheden moeten voor het kader zorgen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat QE volledig verzoenbaar is met de marktlogica. QE gaat ervan uit dat de economie uiteindelijk wordt bepaald door het gedrag van het individu. QE is hierbij geen ‘helikoptergeld’, waarbij iedereen zonder onderscheid een bepaalde som geld zou krijgen om de economie aan te zwengelen. Om geld te ‘krijgen’ moet men het spel meespelen, langs de banken passeren, en wat men leent moet in theorie worden terugbetaald. Maar moet men wel het spel meespelen? Dit stelt de MMT wel in vraag, vermits het duidelijk is dat het de overheid en niet het bancaire systeem is dat instaat voor de geldcreatie.

QE for the People?

Twee jaar geleden maakte de progressieve denktank Minerva een bilan op van QE (een aanrader). De studie vroeg meer politieke aandacht voor het monetair beleid, omdat links dit niet mag overlaten aan een batterij aan technocraten. Na een kritische doorlichting van de bestaande QE suggereerden de auteurs voorzichtig dat een bepaalde vorm van QE for the People (QE4P) misschien wel politiek haalbaar zou kunnen zijn. Enkel de laagste inkomens zouden geld krijgen, dus een selectieve vorm van helikoptergeld. Het zou ook gekoppeld moeten worden aan een klimaatbeleid. We betwijfelen of dit mogelijk is zonder een grondige herschikking van de politieke krachtsverhoudingen, maar het is wel op dit punt dat de voorstellen van Kelton en QE4P in elkaars vaarwater komen, ook al blijft de afstand groot. QE4P spreekt zich uit voor een radicaal politiek alternatief, en neemt op die manier een klassenstandpunt in, The Deficit Myth doet dit (bewust?) niet.

Stephanie Kelton stelt dat tegenover elke schuld ook vermogen staat. Als je alles optelt, dan kom je altijd op nul uit. Hier valt weinig tegen in te brengen, tenzij het onloochenbare feit dat er winnaars en verliezers zijn, verschillende klassen, verschillende landen. Kelton merkt enkel terloops op ‘dat handel geen competitie is tussen landen, maar dat het gaat over krachtsverhoudingen en specifieke belangen binnen specifieke landen’. Volgens haar kunnen ook de armere landen – the poorer countries – een monetair beleid voeren dat ontwikkeling garandeert, als ze maar baas zijn over hun munt. Alhoewel de wens hier duidelijk de vader van de gedachte is, verplicht Kelton ons toch om op een andere –interessante – manier naar de schuldenberg van de kernmogendheden te kijken. Zonder de publieke en private schulden was er geen of veel minder economische ontwikkeling mogelijk geweest. We kijken dus met de verkeerde bril naar de staatsschuld, en daarom noemt Kelton het deficit een mythe waar we ten onrechte in geloven – er bestaat geen zinnige reden om te veronderstellen dat bijvoorbeeld een staatsschuld boven de 100% van het BNP negatieve implicaties met zich meebrengt voor economische groei.

Staatsbons – een vestzak/broekzak operatie!

Stephanie Kelton voelt zich in haar verhaal gesterkt door de extreem lage rente die de centrale banken nu aanrekenen aan de banken. Wat is de betekenis nog van overheidsschulden als banken staatsbons kopen die niets opleveren, soms zelfs verlieslatend zijn, en die tientallen jaren blijven lopen? Natuurlijk worden ze de arm wat omgewrongen, omdat ze nu interest moeten betalen als er geld op hun rekening bij de centrale bank staat; maar voor wat, hoort wat. Kelton merkt immers gevat op dat de banken van hun centrale bank altijd al het geld krijgen dat ze vragen of nodig hebben. Waarvoor het trouwens moet of mag dienen doet er gewoon niet toe, dat beslissen de banken volledig autonoom. Het zijn dus cijfertjes in balansen die op papier in evenwicht moeten zijn. Het is in zijn totaliteit een soort vestzak/broekzak operatie. Dus eigenlijk komt al het geld toch van de centrale banken, zegt Kelton terecht, en als overheid en centrale bank samen zouden vallen, is er geen enkele reden dat overheden schulden moeten maken om aan geld te komen. Het komt er alleen op aan om de banken als tussenpersoon uit te schakelen. Formeel, oppervlakkig of technisch is dit een kleine stap, maar politiek verwijst het wel naar een andere wereld.

Daarop vraagt Kelton waarom overheden via belastingen aan de ene kant geld uit het economisch circuit zouden halen, als ze het er aan de andere kant toch terug moeten inpompen? Ook de auteurs van de Minerva-studie merkten op dat QE en de soberheidspolitiek elkaar tegenwerken. Niet verwonderlijk, want het kwam erop aan om de banken recht te houden. Kelton maakt echter een karikatuur van de rol van belastingen. Zij stelt voor om belastingen grotendeels af te schaffen, want de overheid kan via haar centrale bank toch aan geld geraken. En op die manier ontbreekt het ook niet aan liquide middelen om de economie gaande te houden.

Zolang er niet te veel inflatie is, kunnen overheden gratis geld krijgen van hun centrale bank en mensen tewerkstellen, aldus Kelton. Waarom het kapitaal al decennia niet of ruim onvoldoende investeert, en al zeker niet voor de hoogste noden, komt niet aan bod. Zoals reeds opgemerkt, begreep Keynes dat men ondernemers niet kan verplichten om te investeren. Hij stelde daarom voor dat de staat koffers met geld zou begraven en dat privébedrijven het zouden opgraven en zo winst maken. Het lijkt absurd, maar het toont dat er maar geïnvesteerd wordt als er voldoende winst mee te maken is. Keynes’ suggestie is ook de perfecte metafoor voor de functie van de burgerlijke staat: zorgen dat banken en privébedrijven winst kunnen maken. Keynes’ voorstel creëert misschien weinig of geen welzijn, maar wat de overheid doet stelt het marktmechanisme tenminste niet in vraag, en daar gaat het om zoals ook Keynes besefte. Het Europese herstelbeleid is natuurlijk niet zo absurd als de gedachteproef waarmee Keynes zijn punt wil maken, maar het respecteert wel evenzeer de ideologische grenzen van het kapitalisme. Tegenover Keynes lijkt Kelton moedwillig naïef wat betreft de klassentegenstellingen, en is ze eerder iemand die de hiaten opspoort van de gangbare monetaire theorie.

Na de bankencrisis legt de pandemie nogmaals de irrationaliteit van ons economisch bestel bloot en is het alle hens aan dek om een deflatoire spiraal te vermijden. De VS, Japan en Europa gebruiken nu hun centrale banken om de economische motor draaiende te houden. Ze doen zo het omgekeerde van wat ze de ontwikkelingslanden al decennia opleggen. Veel landen kunnen dit niet, en zien hun economie aftakelen en nog meer terrein verliezen. Kelton lijkt blind voor die kwalijke economische realiteit, en herleidt zo de kapitalistische logica tot een monetair spel. In zijn kritiek op Proudhon maakte Marx al duidelijk dat men de interne tegenstrijdigheden van het kapitalisme niet kon oplossen met monetaire trucjes. In feite beschrijft Kelton met haar voorstel hoe de kernmogendheden ‘nu’ hun wereldreservemunten gebruiken – of misbruiken – om hun economie boven water te houden zonder dat er inflatie is. Het is misschien opmerkelijk maar op zich volkomen logisch dat mainstream eenstemmig verkondigt dat tekorten er nu niet toe doen. Wat onmogelijk is voor het klimaat, is plots noodzakelijk, maar de huidige QE vereist wel dat het privéinitiatief niet in vraag wordt gesteld, de winstlogica primeert, de concurrentiepositie niet in het gedrang komt, en de banken de lakens blijven uitdelen. Dan is er blijkbaar veel mogelijk. De zogenaamde schuld van Japan is het dubbele van Europa of de VS, en de helft bestaat zelfs zonder staatsbons. Japan is niet plots verdwenen van de economische radar, en blijft een industriële grootmacht.

Employer of last resort?

Stephanie Kelton wil dat de overheid met het gratis geld van de centrale bank alle werklozen aan het werk zet. De overheid als ‘employer of last resort’ neemt de plaats in van de centrale bank als ‘lender of last resort’. Dat klinkt op het eerste gezicht goed, maar het verraadt tegelijkertijd dat het traditionele privé-initiatief primeert en bepaalt hoe het er aan toe gaat. De beruchte keynesiaanse multiplicator komt er op neer dat men de werklozen aan het werk zet, de output gap vermijdt en dus zoveel mogelijk produceert. Toen een halve eeuw geleden de inkt van het Rapport van de Club van Rome nog nat was, schreef Joan Robinson, het boegbeeld van de postkeynesiaanse economie:’ Nu we het er allemaal over eens zijn dat een overheidstekort de tewerkstelling kan op peil houden, moeten we eens beslissen waarvoor die tewerkstelling moet dienen’. Een vingerwijzing naar Keynes? Wat toen nog een lichte waarschuwing was, is met de opwarming harde realiteit. Kelton stelt zich echter geen vragen bij het consumptiepatroon dat ons opgedrongen wordt, en vertrouwt erop dat groei en volledige tewerkstelling, desnoods door de overheid, de problemen wel zullen oplossen. De ondertitel van haar boek verwijst ook niet naar een betere wereld, maar naar een betere economie.

Kelton lijkt niet te begrijpen dat sociale bijdragen en belastingen essentieel zijn in een economie waar de productie in handen is van privékapitaal. Het is de enige mogelijkheid die een overheid dan heeft om ervoor te zorgen dat er ook ‘arbeid’ besteed wordt aan noden die het kapitaal het liefst zoveel mogelijk links laat liggen. Hiertegen ingaan doet links het best zonder monetaire spitsvondigheden. Hoe hoog die belastingen zijn en waar die aan besteed worden is een politiek iets, een ideologische strijd, een verdoken maar niet onbelangrijke vorm van klassenstrijd.

Een te scherpe kritiek?

MMT heeft zoals elke economische stroming veel kamers. The Deficit Myth tracht ondanks onze scherpe kritiek toch links te sporen, wat bij andere aanhangers van die monetaire theorie niet altijd het geval is. Stephanie Kelton schreef duidelijk op maat van de politieke situatie in de VS waar politiek klassenbewustzijn toch op een lager pitje staat dan in Europa. Het boek heeft geen wetenschappelijke aspiraties, maar richt zich expliciet tot een breed publiek. Zonder zich druk te maken over de krachtsverhoudingen, wil Kelton met haar ideologisch ‘neutraal’ boek laten aanvoelen dat een ander beleid mogelijk is. Als men haar naar de letter zou willen volgen, moet men wel bereid zijn om onmiddellijk de banksector aan banden te leggen en de confrontatie met het geglobaliseerde kapitaal aan te gaan. De verdienste van het boek is vooral dat Stephanie Kelton haar ruim publiek aanzet om met een totaal andere bril naar de opgebouwde staatsschuld en de werking van het bankwezen te kijken. Het is dus niet noodzakelijk een pleidooi om plots de geldpersen te laten draaien. Dat gebeurt al decennia. Het standaardverhaal over de overheidsschuld houdt geen steek, het is een mythe die rechts koestert. Of haar populistische strategie de juiste is, is iets anders en daarover zijn de meningen bij links verdeeld, zeker in Europa.

Referenties

Stephanie Kelton, The Deficit Myth. Modern Monetary Theory and How to Build a Better Economy, John Murray Publishers, 2020.

Hylke Van Doorslaer en Mattias Vermeiren, QE – for the People? Monetair beleid na de Grote Financiële Crisis. Minerva Progressieve Denktank. 2018. Gratis te vinden op www. denktankminerva.be