Interview met Els Snick, afgenomen door Niels Morsink
Wat hebben vertalers en Duitstalige literatuur gemeen? Ze zijn beiden ondergewaardeerd. Vertalers worden zelden geïnterviewd. Maar quasi niemand anders doorgrondde de boeken dermate grondig, wat eigen is aan het vertaalwerk. Dit geldt zeker voor Els Snick. Zij heeft reeds tal van Joseph Roths werken vertaald uit het Duits. Ze schreef een doctoraat over Roths tijd in België, en raakte op die manier aan de schrijver van “Radetzkymars” en “Job” verslingerd. Deze passie maakte dat ze ook het Joseph Roth Genootschap oprichtte. Halverwege het interview verzucht ze oprecht: “Ik zie hem echt graag. Hij was een heel goede man die ongelofelijk veel shit heeft meegemaakt.” Er is dus niemand meer geschikt om een diepgaand gesprek over Joseph Roth, zijn boeken en de miskende Duitse literatuur te hebben.
We starten met een eenvoudig vraag. Wie was Joseph Roth?
Joseph Roth zag het levenslicht in 1897 in een stadje (Brody) aan de grens van Oostenrijk-Hongarije en Rusland, dat vandaag op de grens tussen West- en Oost-Oekraïne ligt. Hij groeide op in een Joods en Duitstalig milieu. Terwijl in Rusland pogroms plaatsvonden, kregen Joden wel kansen in Oostenrijk-Hongarije. Het Duitstalig onderwijs was ook toegankelijk voor minderheden tijdens het keizerrijk. De kleine Roth was een bijzonder getalenteerde leerling met grote belangstelling voor literatuur. Hij studeerde germanistiek in Wenen, en er lag voor hem een voorspoedige carrière in het vooruitzicht. Helaas stuurde de Eerste Wereldoorlog alles in de war. Hij werd naar het front in Galicië gestuurd, waar de oorlogsgruwel hem een trauma bezorgde. Na de oorlog keerde hij terug naar Wenen, dat nog slechts de hoofdstad was van een kleine Alpenrepubliek. Hij kreeg er geen professionele voet aan wal, en trok vervolgens verder naar Berlijn. Hij verbleef in Hotel am Zoo, de langste periode dat hij ergens honkvast was. In Berlijn werd hij een bekende feuilletonschrijver met een heel eigen stijl. Hij schreef toen ook zijn eerste romans, die vooral gaan over de psychische problemen van oorlogsveteranen. Een goed voorbeeld is “Vlucht zonder einde”. In dit boek beschrijft hij, voor een deel autobiografisch, de terugkeer van een frontsoldaat na de oorlog, die in de Russische revolutie verzeilt geraakt en dan uiteindelijk in Parijs belandt.
In 1927 leerde hij Stephan Zweig kennen. Dat is een heel belangrijke vriendschap, waarvan ik de briefwisseling heb vertaald, en die met de titel “Elke vriendschap met mij is verderfelijk” is uitgegeven in de reeks Privédomein van de Arbeiderspers. In datzelfde jaar schreef Roth een fantastisch boek getiteld “Joden op drift”, met als onderwerp de situatie van de Joden in Oost-Europa en het Joodse ballingschap in Berlijn, Wenen en Parijs. De beroemde Stefan Zweig recenseerde het zeer positief en zette op die manier Roth op de toenmalige literaire kaart. Ik heb het ten tijde van de vluchtelingencrisis in 2015 vertaald. Ik maakte mij de bedenking dat, wanneer ik het woordje “Jood” door “Syrische vluchteling” zou vervangen, het eigenlijk gaat over identieke materies.
Ondertussen schreef ten brode voor de Frankfurter Zeitung. In 1931 publiceerde hij de roman ”Job”, waarmee hij finaal internationaal doorbrak. Vervolgens kreeg hij een contract voor zijn meest briljante roman “Radetzkymars”. Dit boek verscheen in 1933, wat onmiddellijk een bestseller werd. Ondanks dit succes bezat hij toch aanzienlijke schulden, en het was zijn vriend Zweig die hem financieel recht hield. En 1933 was ook het jaar waarin Hitler aan de macht kwam.
Hoe ervoer hij de opkomst van de nazi’s?
Hij haatte de nazi’s en fascisten hartgrondig. Reeds zeer vroeg was hij zich bewust van het gevaar. Misschien is het geen toeval dat juist Roth als eerste novellist de naam “Adolf Hitler” in een roman verwerkte. De teksten die hij in 1923, ten tijde van de Bierkellerputsch (poging tot staatsgreep door Hitler, nvdr), had geschreven, zijn grandioos. Hij pende ook een reeks neer over een reis doorheen het oostelijk deel van Duitsland. Berlijn was grotendeels een rood bastion, wat maakte dat de metropool hem eigenlijk een gastvrije omgeving bood. Maar in de oostelijke kleine provinciestadjes, daar hadden de nazi’s enorme electorale aanhang. De bekende angst voor pogroms, die ook aan bod komt in “Job” en “Radetzkymars”, maakte hem dan ook meester. Wanneer Hitler in 1933 effectief de verkiezingen wint, vertrok Roth meteen naar zijn lievelingsstad Parijs. Hij probeerde zoveel mogelijk mensen te overtuigen om met hem mee te reizen. Hij waarschuwde hen toen reeds dat Joodse boeken en zelfs de Joden zullen worden verbrand. Hij was boos op Stefan Zweig en de gesettelde Joden van de Kurfürstendamm, die aarzelden om te vertrekken. Immers, Duitsland was hun land, het was niet eenvoudig om de beslissing te maken om snel naar het buitenland te verhuizen.
Je schreef een doctoraat over de periode van Joseph Roth in België en Nederland, wat in 2013 door Wereldbibliotheek werd uitgegeven met de titel “Waar het slecht met me gaat, is mijn vaderland: Joseph Roth in Nederland en België”. Dus je kan ons ongetwijfeld vertellen hoe Roth in België was aanbeland.
Roth bleef in Parijs voortdurend schulden maken, doordat hij veel geld uitgaf aan drank, zijn vrouw die in een psychiatrische instelling verbleef, zijn half-Cubaanse vriendin en haar twee kinderen. Stefan Zweig, die zijn mecenas was, dwong hem om Parijs te verlaten. Zweig woonde in Londen, en sprak in 1936 met Joseph Roth af in Oostende, omdat België op dat moment een goedkoop land was. Roth was liever naar Brussel gegaan, maar hij voelde zich al snel thuis in Oostende. Zweig logeerde in een chique pension met zicht op zee, terwijl Roth in het meer bescheiden Hotel de la Couronne verbleef, wat aan de oude haven vlakbij het station ligt. Roth woonde heel zijn volwassen leven in kleine hotels.
In 1937 keerde Roth terug naar Oostende en bracht daar opnieuw de zomer door. Telkens ging hij ook een aantal weken naar Brussel om uit financiële noodzaak stukken aan te leveren voor een Oostenrijkse krant. Aangezien veel van zijn contacten in Brussel na het uitbreken van de oorlog zijn gevlucht, is er jammer genoeg bijna geen archiefmateriaal bewaard gebleven over zijn verblijven in Brussel. Ik denk dat hij graag in Brussel heeft gewoond, en Brussel zag hem ook graag, want bij zijn dood in 1939 werd er een herdenking georganiseerd, waar onder andere een bekende Oostenrijkse operazangeres optrad.
Hoe is hij overleden?
Je zou kunnen stellen dat hij zich letterlijk dood heeft gedronken. Er is een bekende foto van hem en Stefan Zweig in Oostende, waar hij er echt als een oude man uitziet. Zijn ogen waren ontstoken, hij had last van maag en nieren, en kon zelfs nog moeilijk stappen. Hij zat voortdurend in een café (Le Tournon), dat nog steeds bestaat, onder zijn kleine mansardekamer. Daar schreef hij zijn laatste novelle, die als zijn testament kan worden beschouwd: “De legende van de heilige Drinker”. Roth schreef altijd in de kleine cafés, tussen mensen die zich aan de marge van de samenleving bevonden. Vanuit hun perspectief vertelde hij zijn verhalen.
Wanneer hij in mei 1939 vernam dat zijn goede vriend Ernst Toller zelfmoord had gepleegd, stortte hij aan zijn cafétafeltje in, en werd hij naar het ziekenhuis gebracht. Daar hielden ze geen rekening met zijn alcoholprobleem, waardoor hij verzwakt een longontsteking opliep. Na vier dagen is hij dan met helse pijnen overleden.
Hoe zou je de schrijfstijl van Joseph Roth omschrijven?
De universele schrijfstijl van Roth is de reden waarom hij nog steeds aanslaat. Zijn stijl is sober, precies en uitgepuurd. Als vertaler leer ik de stijl van een boek goed kennen, omdat ik er zeker vier keer doorga tot en met de drukproef. Bij Roth verveelt die herhaling nooit. Integendeel, ik blijf altijd verrassingen ontdekken in zijn subtiliteit en verwijzingen. Hij heeft ongelofelijk veel klasse als schrijver, en bovendien blijft zijn werk actueel.
Wat is het belangrijkste thema in zijn oeuvre?
Het gaat heel vaak over ontheemd zijn. Na de Eerste Wereldoorlog was hij zijn nationaliteit kwijt. Het gebied waar hij vandaan kwam, werd betwist door Polen, Oekraïne en Rusland. Het stateloos bestaan kende hij van jongs af aan, en stateloos is hij altijd gebleven. Ook in zijn vroege werk zoals “Hotel Savoy” komen we steeds mensen tegen die stateloos zijn, en daarom hun houvast kwijt zijn. Hierbij speelt ook het oorlogstrauma een zeer diepdringende rol. En het Jodendom is ook een thema, hoewel hij zich niet presenteert als Joods auteur.
Wat was de politieke visie van Roth?
Een van zijn beste vrienden, waar ik al naar verwees, Ernst Toller, was betrokken bij de Radenrepubliek, maar Roth zat op dat moment in Wenen. Terwijl hij voor zijn bezoek aan de Sovjet-Unie het communisme als optie overwoog, was dat na zijn terugkeer niet meer het geval. Hij voelde een sterk antisemitisme in de Sovjet-Unie, en daarom nam hij afstand van het revolutionair laboratorium. Hij waarschuwde reeds vroeg dat de Sovjet-Unie zou ontaarden in een dictatuur.
Men zegt vaak over Joseph Roth dat hij een nostalgicus van de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije was, maar dat is niet zo eenduidig. Hij wist dat de grote rijkdom in Wenen gebaseerd was op uitbuiting van arme mensen. Toch was voor hem, en voor Stefan Zweig, Oostenrijk-Hongarije een droombeeld van het moderne Europa, waarin verschillende naties en religies samenleefden. Het was een grote schok voor hem dat na de oorlog plots papieren nodig waren om de nieuwe grenzen over te steken, terwijl hij voorheen als inwoner van een streek aan de Russische grens in Wenen kon gaan studeren. Hij geloofde in de figuur van de Keizer als een soort van tegenpool van de nazi’s. Dat maakte hem een aanhanger van het legitimisme: een beweging die niet erkende dat de keizer was afgezet. Ze hebben een staatsgreep voorbereid om de zoon van de laatste keizer terug naar Oostenrijk te brengen. Die staatsgreep werd trouwens vanuit Steenokkerzeel voorbereid. Keizerin Zita woonde in België met haar acht kinderen, waaronder troonopvolger, Otto von Habsburg. Gedurende de zeven maanden dat Joseph Roth in België heeft gewoond, onderhield hij contact met deze kringen.
Dat verhaal van het legitimisme klinkt voor ons als een bizarre aangelegenheid, maar de beweging wilde kost wat kost een aanhechting bij Duitsland vermijden. Hij schreef ook teksten voor een legitimistische krant over de situatie in België, die steeds doorzichtig de nadruk legden op de cruciale rol van de Belgische koning in het samenhouden van België. Hij schreef over betogingen in de Brusselse straten naar aanleiding van de verkiezingen in 1937. De betoging trok naar het Paleis, waar de Koning de manifestanten zogenaamd tot bedaren wist te brengen. De clou van het verhaal is duidelijk propaganda voor de monarchie. Politiek was Joseph Roth geen groot denker. Hij was erg emotioneel, met name over zijn identiteit als Jood.
Wat is je favoriete boek van Joseph Roth?
Dat verandert bij mij doorheen de tijd. Aanvankelijk hield ik het meest van “Job”, maar nu ik de “Radetzkymars” heb vertaald, is dat mijn favoriet, omdat ik nu intiem verweven ben met het werk. Ik hoorde in mijn vriendenkring dat ze niet slaagden om “Radetzkymars” uit te lezen. Ik merkte op dat dit deels kan verklaard worden door de bestaande vertalingen. Ik was dus zeer verheugd dat ik een nieuwe vertaling heb mogen maken voor uitgeverij Van Oorschot, en dit uitgegeven met illustraties van Jan Vanriet en een voorwoord van Geert Mak. Ik heb me er zo in verdiept. Als vertaler leef je een jaar mee met het werk, dus ik voel een grote loyaliteit en dankbaarheid tegenover het boek.
Misschien een zeer moeilijke vraag. Maar wat is naast Joseph Roth het mooiste boek dat je hebt vertaald?
Recent heb ik “Werelden uit elkaar” vertaald, geschreven door Julia Franck. Ik moet zeggen dat ik hier ook bijzonder heb van genoten. Dit boekwerk is pure hedendaagse literatuur. Haar roman is tegelijk in het Duits en het Nederlands verschenen, waardoor ik veel contact met haar heb gehad, en hierdoor het groeiproces van het boek heb kunnen gadeslaan. Het is een autobiografische familiegeschiedenis over vrouwen die door omstandigheden gedwongen alleenstaand zijn. Haar overgrootmoeder was een Joodse vrouw, die omwille van de rassenwetten niet met haar man mocht trouwen. Haar grootmoeder was een beeldhouwster en overtuigde communiste, die zonder twijfel ook een Stasi-informante was. De moeder van Julia Franck verzette zich dan weer tegen het communisme, en emigreerde met haar drie kleine kinderen naar het Westen. Julia Franck was toen nog een klein meisje, en voelde zich geborgen in de DDR. Het was dus niet gemakkelijk om zich aan te passen en een nieuw leven op te bouwen. In West-Duitsland had ze een slechte relatie met haar moeder, en ging als tiener helemaal alleen in West-Berlijn wonen in een gemeenschap van mensen die uit de DDR waren gevlucht. Ze werd dus op jonge leeftijd zelfstandig, en leeft met een enorm trauma omwille van die familiegeschiedenis.
Nu is ze 55 jaar en ze heeft op haar beurt kinderen. Ze neemt de nodige mentale afstand om beschouwingen te maken over haar familiegeschiedenis. Eigenlijk is de thematiek verwant met Roth, namelijk vluchten, stateloosheid en ballingschap, beschreven vanuit de kleine mens die dit allemaal overkomt, maar die zich niet kan verzetten tegen het persoonlijk noodlot. De personages had ze reeds in een eerder boek verwerkt. Bijvoorbeeld over haar vader had ze al een roman geschreven. Hij werd na de Tweede Wereldoorlog in een treinstation door zijn moeder achtergelaten. Dat is gruwelijk, welke moeder doet zoiets? Maar ze schrijft het vanuit het perspectief van de moeder die bijna stierf van de honger, waardoor je als lezer beseft dat het eigenlijk de beste keuze was voor haar vader.
Kan je voor onze lezers eens meegeven welke Duitstalige werken we zeker moeten gelezen hebben?
Duitse literatuur is moeilijk om aan de man te brengen, omdat er nog steeds vooroordelen over bestaan. Mensen vinden Duits een lelijke taal en associëren het met schreeuwende nazi’s. Uitgevers kiezen ook vaak twee wederkerende thema’s om Duitstalige werken te vertalen: de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog. Het is eigenlijk een vicieuze cirkel. Nochtans bestaan er ook veel humoristische boeken in de Duitse literatuur. Een erg mooi voorbeeld is “Tschick” van Wolfgang Herrndorf. Het is een schelmenroman, te vergelijken met Tommy Wieringa’s “Joe Speedboot”. Het boek beschrijft het wel en wee van jonge Russische migranten die besluiten het leven in al zijn facetten te verkennen. Het snijdt enerzijds een gewichtig thema aan, maar anderzijds zit je met een voortdurende glimlach het verhaal te lezen.
Marleen Haushofer is een minder bekende schrijfster, maar één van mijn favorieten. Haar boek “Die Wand” werd recent heruitgegeven. Haar stijl vind ik wondermooi. Het boek werd ondertussen ook verfilmd. Het verhaal gaat over een vrouw die bij vrienden logeert, en op een dag wordt zij wakker in een bos. Haar vrienden zijn vertrokken naar de stad, en er verrijst een grote glazen wand rondom haar, waardoor ze niet meer uit het bos kan ontsnappen. Ze moet dus zien te overleven in de natuur. Een zeer intrigerende setting.
En wat kan je ons aanraden qua Duitse cinema?
Ik ben erg gecharmeerd door de Heimat-reeks. De serie vat eigenlijk de Duitse geschiedenis van de twintigste eeuw samen vanuit een microperspectief. De eerste reeks start in een piepklein boerendorp in het Rijnland rond 1900. Je ziet vervolgens de geschiedenis van Duitsland aan de hand van één familie, en je leeft enorm mee met die mensen. Mensen met kleine kantjes die vaak de grote politieke ontwikkelingen aan hen laten voorbij gaan, maar deze ontwikkelingen sluipen vervolgens terug in hun leefwereld.
En een toepasselijke slotvraag voor een bezige bij zoals jij. Wat is jouw volgende project?
Ik ben curator van een tentoonstelling in het AMSAB-ISG over de relatie tussen Frans Masereel en Stefan Zweig die 1 april zal openen. Ze kadert binnen het Masereeljaar, want Masereel is 50 jaar geleden gestorven. Intussen heeft ook het MSK in Gent beslist een tentoonstelling aan Masereel te wijden, en die zal op 2 april openen. En met mijn studenten vertaal ik de novelle “De wonderen van het leven” van Stefan Zweig, die zich afspeelt in het Antwerpen van de zestiende eeuw (ten tijde van de Beeldenstorm). Dit boek zal eind mei met een toepasselijke cover van Masereel verschijnen bij uitgeverij Vrijdag. Masereel was overigens één van de bekendste Belgische vrienden van Stefan Zweig, die op zijn beurt 80 jaar geleden is overleden. De relatie tussen Stefan Zweig en Frans Masereel lijkt sterk op deze tussen Zweig en Roth. Zweig speelde ook een belangrijke rol in het lanceren van de carrière van Frans Masereel. En Masereel heeft op zijn beurt een belangrijke impact gehad op Zweig. Ik ben momenteel bezig met het vertalen van Zweigs teksten over België. Daartoe behoren stukken die hij in 1902 vanuit Oostende en in 1904 vanuit Brugge schreef, en hij was toen helemaal in de ban van Rodenbach. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog schreef hij voor Duitse kranten nationalistische teksten over de verovering van Antwerpen, Leuven en Luik. Hij gaf Leuven zelfs de schuld van haar vernietiging, wat hem een fikse ruzie opleverde met zijn vriend Emile Verhaeren. Zweig leerde Masereel tijdens de oorlog in Zürich kennen. Het is daar dat Zweig pacifist wordt, en Masereel, die voor het Rode Kruis werkt, heeft zijn nieuwe vriend tot andere gedachten gebracht. Ze zien elkaar terug in Parijs, waar Roth ook verblijft. Kortom, het is een heel mooi verhaal dat we dit voorjaar zullen voorleggen aan het publiek.
Niels Morsink is een freelance boekrecensent onder andere bij Humo, Samenleving & Politiek en De Lage Landen. Daarnaast is hij vrijwillig medewerker aan de KU Leuven en schrijft hij over Turkse politiek.