“Den Bougie” in Borgerhout en de strijd voor het algemeen stemrecht
De kaarsenfabriek De Roubaix-d’Oedenkoven, in de volksmond “den Bougie”, is deel van het collectief geheugen van Borgerhout, niet in het minst omdat eind 19e eeuw den Bougie het decor was van een beslissende gebeurtenis voor de Belgische werkende klasse, namelijk het verwerven van democratische rechten.
Al sinds haar oprichting in 1885 ijverde de Belgische Werklieden Partij (BWP) voor het verwerven van algemeen stemrecht. Het toenmalige cijnskiesrecht, verankerd in de grondwet, verleende stemrecht aan mannen die een minimum aan belastingen betaalden of er vanwege hun beroep recht op hadden (advocaat, arts, …).
Daardoor was de arme werkende bevolking hier de facto van uitgesloten. Bij de verkiezingen in 1892 mocht amper een ruime 2% van de Belgische mannelijke bevolking stemmen voor parlement en senaat.
Het was een periode van doffe ellende voor de arbeidende klasse: kinderarbeid, lange werkuren, epidemieën door ongezonde leefomstandigheden, … tekenden hun leven.
De BWP was van mening dat zij door het algemeen stemrecht in het parlement voldoende gewicht zou krijgen om de leef- en werkomstandigheden menselijk te maken.
De BWP was van mening dat zij door het algemeen stemrecht in het parlement voldoende gewicht zou krijgen om de leef- en werkomstandigheden menselijk te maken
Maar de elite geeft niet zomaar haar privileges op. Een voorstel tot grondwetswijziging wordt tot driemaal toe (1870, 1883 en 1887) afgewezen door de verkozenen des lands, tot in 1890 een vierde voorstel wel ontvankelijk wordt verklaard.
Maar er wordt getalmd en het ene vertragingsmaneuver volgt het andere op.
De arbeiders zijn het beu en in 1891 breekt een mijnwerkersstaking uit die opgevolgd wordt door 100000 mijnwerkers.
Het komt tot botsingen met de gendarmen met doden tot gevolg, waaronder 16 slachtoffers in Mons. Maar de arbeiders blijven vastberaden, de klassenstrijd verhevigt. Zowel De Kamer als de BWP zijn bang voor een revolutionaire evolutie en zoeken naar een uitweg.
Het is in dit kader dat de staking opvolging krijgt in Antwerpen.
De volgende beschrijving van de gebeurtenissen in Antwerpen en Borgerhout is voornamelijk gebaseerd op krantenartikels van De Vooruit en De Werker uit die periode.
Nog steeds bougeert het niet echt en in 1893 breekt een nieuwe staking uit die tegen het midden van april aangroeit tot 250000 arbeiders.
Zondag 16 april 1893
Het is erg onrustig in Antwerpen. In alle volkswijken worden toespraken gehouden. Op het Sint- Jansplein zijn 5000 mensen samengekomen en op de Grote Markt 8000. Er wordt opgeroepen voor de staking. Het Antwerpse socialistisch dagblad “De Werker” kopt: “… Vreedzaamheid hielp niet, men wil de oorlog. Hij is uitgeroepen”.
Maandag 17 april 1893
De staking begint aan de dokken. De werklieden van de metaalwerkplaatsen sluiten zich aan. De schepen, inclusief de Red Star Line worden aan de ketting gelegd. Ook in de telefoonfabriek wordt het werk neergelegd. Op het Van Schoonbekeplein staan kanonniers. Het leger is op de Oude Leeuwenrui in paraatheid gebracht. De sfeer is gespannen. Iedereen voelt dat het serieus is.
Dinsdag 18 april 1893
De staking breidt uit. Ook de telefoonfabriek in Berchem heeft zich aangesloten.
Rond half tien ‘s morgens trekken zo’n 1200 betogers naar Borgerhout om ook daar het werk te doen staken. In Borgerhout zijn ze al op de hoogte van hun komst. Ze worden aan den Bougie opgewacht door politie en gendarmen.
De Roubaix, één van de eigenaars van de kaarsenfabriek ontvangt een delegatie van de stakers maar weigert echter om het werk te doen staken en om de delegatie de arbeiders te laten toespreken.
De betogers zijn teleurgesteld. Er wordt met stenen gegooid en er sneuvelen een paar ruiten van de fabriek. De gendarmen laden hun karabijnen en de politieagenten trekken hun sabels. De betogers vertrekken naar hun partijlokaal De Werker in de Diepestraat.
In de namiddag rond half vijf keren de betogers vastberaden terug naar Borgerhout. Naarmate de stoet door de straten trekt neemt haar omvang toe. Wanneer de menigte den Bougie bereikt is ze aangegroeid tot 4000 à 5000 mensen. De eerste rangen van de betogers dragen rode vlaggen en plakkaten. Behalve politie en gendarmerie, is nu ook de brandweer onder de wapens geroepen. Ook burgemeester Moorkens is er. Deze keer wordt een delegatie van de betogers wél toegestaan om met de arbeiders van de kaarsenfabriek te spreken. Maar de werklieden van den Bougie zijn niet politiek-syndicaal georganiseerd en durven niet te spreken of te staken uit vrees hun job en inkomen te verliezen. Opnieuw verlaat de delegatie teleurgesteld de fabriek.
De burgemeester schreeuwt enige waarschuwingen dat er geschoten zal worden als ze niet ophouden. Maar de betogers geven niet op.
Dan gaat het snel. Er wordt opnieuw met stenen gegooid waarbij een steen de hoed van burgemeester Moorkens raakt. De burgemeester schreeuwt enige waarschuwingen dat er geschoten zal worden als ze niet ophouden. Maar de betogers geven niet op.
En dan klinkt het bevel om te schieten. Eerst met losse flodders. Maar wanneer de betogers nog steeds niet wijken en nog heviger met stenen beginnen te gooien klinkt plots: “Tirez pour tuer”. Opnieuw wordt er nu door de gewapende macht geschoten, maar deze keer met scherp. Om te doden.
In paniek stuift de menigte uit elkaar. Er blijven vier dode lichamen liggen: Gustavus Hereygers, Josephus Van Diependael, Philippus Bosiers en Benedictus Van de Ven. Even later wordt, nabij het huidige districtshuis van Borgerhout een vijfde betoger, Cornelius Biscop doodgeschoten.
Het nieuws van de tragische gebeurtenissen bereikt snel de Kamer in Brussel.
Uit schrik voor escalatie in andere steden wordt opnieuw over het algemeen stemrecht gedebatteerd en gestemd.
Die avond verwoordt Edward Anseele, toenmalig voorzitter van de BWP, het resultaat in de notulen van de Belgische Werklieden Partij als volgt: ”Le suffrage universel avec vote pleural a été voté par 119 oui contre 14 nons et 12 abstentions”. Het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen is een feit. Vanaf dan mogen álle mannen ouder dan 25 stemmen. De beter gestelden krijgen nog wel een tweede en sommigen een derde stem, maar de eerste stap in de democratisering van het parlementaire stemrecht is gezet.
”Le suffrage universel avec vote pleural a été voté par 119 oui contre 14 nons et 12 abstentions”.
Niemand van de ordehandhavers is ooit veroordeeld. De betogers werden beschuldigd van “aanslag van vrijheid op de arbeid”.
Cassant detail: dagen na de gebeurtenissen stuurden de heren De Roubaix, d’Oedenkoven & Cie een brief van dankbetuiging aan het brandweerkorps voor hun heldhaftig optreden.
Donderdag 20 april 1893
Om 3 uur in de namiddag vindt de begrafenis plaats van de vijf slachtoffers. Een ontzaglijke menigte verdringt zich vanaf de Carnotstraat tot aan het Erasmusgasthuis in de Fonteinstraat in Borgerhout. Vierduizend mensen volgen de begrafenisstoet, nauwgezet in het oog gehouden door het leger, de gendarmerie en de politie. De schrik bij de elite zindert nog na. Voorop wordt een plakkaart gedragen met het opschrift “Slachtoffers van den strijd voor het algemeen stemrecht”. De vijf slachtoffers worden aanvankelijk begraven op het Kiel. Ze worden in 1947 verplaatst naar het Schoonselhof waar er een monument voor hen is opgericht.
Verkiezingen anno 1894
In 1894 worden de allereerste verkiezingen onder het stelsel van algemeen meervoudig stemrecht voor mannen gehouden. Nu brengt 21% van de Belgische bevolking haar stem uit. De uittredende premier Beernaert voert ook de stemplicht in, in de hoop op die manier de gematigde, ongeïnteresseerde kiezer een groter gewicht te geven. De in zijn ogen radicale BWP doet haar intrede in de Kamer met 28 zetels.
Nabeschouwing: strijd voor democratische rechten blijft actueel.
De gebeurtenis aan den Bougie heeft zonder twijfel de genadeslag gegeven aan het cijnskiesstelsel en zo de poort geopend voor meer democratische rechten voor de werkende klasse. Maar dit kon maar gebeuren door de jarenlange strijd die eraan voorafging.
De klassenstrijd voor het stemrecht heeft de arbeiders letterlijk bloed, zweet en tranen gekost. In 1902 vallen opnieuw doden, waaronder zes slachtoffers in Leuven tijdens betogingen voor het algemeen enkelvoudig stemrecht. Het duurt nog tot 1919 voor het enkelvoudig stemrecht (één man één stem) voor mannen wordt ingevoerd en vrouwen veroveren het stemrecht pas in 1948.
Dat de kapitalistische elite toen zo repressief en gewelddadig optrad tegen de verzuchting van de werkende klasse voor stemrecht zegt veel over wat er op het spel stond. De BWP hoopte dat ze, eens in het parlement, de eisen van de arbeiders zou kunnen realiseren. Die eisen behelsden o.a. afschaffing van kinderarbeid beneden de 12 jaar, verbod van nachtarbeid voor de jeugd tot 16 jaar en arbeidsduurvermindering met loonbehoud (mensen werkten zo’n 70 uur/week!). Het zou een grote stap voorwaarts betekenen voor de levensomstandigheden van de arbeiders. Voor ons klinken die eisen vanzelfsprekend, maar voor het patronaat waren ze een bedreiging voor hun winsten. De strijd voor democratische rechten draaide in feite om de herverdeling van de meerwaarde: welk deel van de geproduceerde welvaart uit arbeid gaat naar de lonen en welk deel gaat naar de winsten.
In België zijn nu zes op tien werknemers aangesloten bij vakbonden, die daarmee de grootste democratische organisaties in ons land zijn.
De strijd om de verdeling van de meerwaarde is 130 jaar na de gebeurtenissen aan den Bougie nog steeds actueel en wordt tegenwoordig gevoerd door de werkende mensen die zich organiseren in vakbonden. In België zijn nu zes op tien werknemers aangesloten bij vakbonden, die daarmee de grootste democratische organisaties in ons land zijn. Maar de vakbonden worden geviseerd met als doel de slagkracht van de werkende klasse te verzwakken: vakbondsleiders worden vervolgd en veroordeeld voor “het belemmeren van het verkeer” tijdens vakbondsacties, het stakingsrecht wordt uitgehold door minimale dienstverlening en piketten worden bedreigd met dwangsommen. Met een verzwakte vakbond is het gemakkelijker om wat is afgedwongen weer af te pakken. Zo werd vorig jaar de automatische loonindexering door VOKA in vraag gesteld. Het is dankzij de massale mobilisatie van de vakbonden in de herfst van 2022 dat die discussie in de koelkast is verdwenen en de automatische loonindexering behouden blijft. De strijd tegen de loonnormwet die vrije loononderhandelingen verhindert en loonsverhogingen blokkeert, verloopt voorlopig minder succesvol.
We moeten echter niet alleen strijden om de meubelen te redden, we moeten ook onze democratische rechten verder uitbreiden. Economische democratie is op dat gebied nog een blinde vlek in het publieke debat. Economische democratie gaat over inspraak in wat, hoeveel en op welke wijze er geproduceerd wordt en stelt zo de gestadige strijd om het bezit van de productiemiddelen weer wat scherper[1]. In dit debat staat ook de strijd tegen de klimaatverandering tegenover de winsthonger van het grootbedrijf. Qua economische democratie staan we nog nagenoeg nergens. Trieste getuigen daarvan zijn de ene mislukte klimaattop na de andere. Maar, als we de toekomst van de mens en de natuur niet willen overlaten aan de belangen van de Davos kapitalisten, zullen wij, de werkende klasse ook hiervoor moeten strijden.
[1] In het Communistisch Manifest stellen Marx en Engels dat door democratische rechten te veroveren de werkende klasse de productiemiddelen stuk voor stuk aan de kapitalisten kan ontrukken.
Bijdrage van Jef Vanhemel – Masereelfonds Antwerpen.