Het debat aanzwengelen hoe een betere wereld te creëren is eigenlijk een zeer urgente materie. We hebben nood aan oplossingen die tegemoetkomen aan de vele crises die zich vandaag stellen. Maar de hoofdvraag blijft doorheen de verschillende tijdperken dezelfde: wat moeten we precies doen om cruciale verandering teweeg te brengen?
Stuiptrekkingen van een samenleving in verval
Op 27 juni 2024 vond het eerste verkiezingsdebat tussen Donald Trump en Joe Biden plaats. Het was een ronduit gênante vertoning, een grap om van te huilen. Het was een ramp voor ons allen. Je kan het schuim op de rivier onderscheiden van de diepere stromen, maar het is er tegelijkertijd ook een uitdrukking van. Het gestotter van Biden is wellicht eenvoudig te verklaren op basis van een aantal fysieke parameters, maar het is ook een symbolische stuiptrekking van een samenleving in verval.
Het dalende niveau van het publieke debat in onze spektakeldemocratie en het groeiende onvermogen om verhalen te vertellen die doen dromen, vormen een vraagstuk op zich, maar ze vormen alvast de symptomen van een oude wereld die stervende is. Terwijl de ecologische crisis zich steeds meer laat voelen, ongelijkheid groteske vormen aanneemt, wereldverhoudingen kantelen en oorlogen dreigen uit te deinen, zijn er steeds minder mensen die geloven dat onze politieke machthebbers in staat zijn om deze uitdagingen aan te pakken. Het totaal gebrek aan visie en de weigering om een toekomstperspectief uit te dragen doen vermoeden dat ze eigenlijk zelf niet geloven in enige sociale verandering. Onze zogenaamde leiders proberen hun onvermogen om richting te geven aan de samenleving te verbergen achter holle slogans en marketingtrucs, maar iedereen kan zien dat deze keizers geen kleren dragen.
“De democratie was geleidelijk aan zo’n deplorabel spektakel geworden dat de afschaffing ervan aanvankelijk een goed idee kon lijken”, zo schrijft Ilja Leonard Pfeijffer in zijn historische roman Alkibiades, die de teloorgang van het Atheense imperium behandelt. Zijn beschrijvingen zijn – niet geheel onbedoeld – erg herkenbaar. “Een gezonde democratie”, aldus Pfeijffer, “is niet eenvoudig omver te werpen, maar het grote gevaar van sluipend verval in de kwaliteit van de democratische processen van besluitvorming, die de democratie op een ziek systeem doet lijken, is dat al dan niet toevallige omstandigheden of gebeurtenissen die de democratie als zodanig bedreigen, worden verwelkomd als een verfrissend alternatief voor alom zichtbaar bederf.” De obsessie voor peilingen, kleine ruzietjes, snel scoren en perceptiemanagement heeft onze democratie alle kenmerken gegeven van het deplorabel spektakel dat Pfeijffer beschrijft. Als we de democratie willen verdedigen tegen de Donald Trumps van deze wereld, dan is het vals meer-van-hetzelfde optimisme niet de weg die we dienen te volgen.
De ideologische dimensie van democratie
“Men is de ideologische dimensie van democratie aan het vergeten”, zo waarschuwde Jan Blommaert reeds in 2001 in zijn boekje ‘Ik stel vast’. “Men is de democratie aan het reduceren tot een reeks praktijken, vormen, handelingen en discoursen, op zichzelf staand zonder connecties met de rest van het maatschappelijke bestel.” “Het is”, zo gaat Blommaert verder, “dé fout die hier zowel als elders genadeloos en virtuoos wordt uitgebuit door extreemrechts, dat zich daardoor kan vermarkten als de nieuwe democratie. Een democratie die zich niet meer kan verwoorden en motiveren als een ‘groot verhaal’, een ideologie, is een democratie in stervensbegeleiding.”
Tegenover de zielloze democratie, die kwetsbaar is voor de dreiging van autoritaire tendensen, is Perikles in Pfeiffers roman het voorbeeld van hoe een democratisch politicus aan politiek moet doen. “Het volk”, zo stelt Perikles in dat boek, “dat zijn soms net mensen. Ze hebben dromen nodig. Ik geef hun een gemeenschappelijk ideaal dat zin geeft aan hun leven.” Wellicht is er wel sprake van enige romantisering van de figuur Perikles, maar toch zouden democraten er goed aan doen de les die hij ons in het boek van Pfeijffer meegeeft serieus te nemen. We hebben geen nood aan politici met loze praatjes over ‘luisteren naar de mensen’ en ‘de problemen oplossen’, maar aan politici die durven democratische waarden van vrijheid uit te dragen en naar buiten komen met een maatschappelijk project om die te realiseren.
Willen we de opmars van extreemrechts stoppen, dan moeten we de ideologische dimensie van democratie herstellen. Dan is er opnieuw nood aan een groot verhaal over systemen, macht en tegenmacht. Dan moet men opnieuw gaan spreken over emancipatie en de strijd om een nieuw mens- en wereldbeeld. Progressieve politiek heeft een horizon nodig om naartoe te werken. Na de val van de Sovjet-Unie is het taboe geworden om te spreken over een samenleving voorbij het kapitalisme, maar willen we de huidige polycrisis aanpakken, dan hebben we nood aan oplossingen die tegemoetkomen aan de omvang van de problemen waarmee we te maken hebben. Nu het alternatief van de barbarij steeds nadrukkelijker op de voorgrond treedt, heeft de progressieve politiek meer dan ooit nood aan een herontdekking van het socialisme.
Teloorgang van de communicatieve rede
De holle vaten klinken het hardst. En jammer genoeg beperkt de teloorgang van de communicatieve rede zich niet uitsluitend tot de politiek. Ook qua informatieverschaffing en duiding over tal van maatschappelijke problemen kunnen we de laatste twee decennia een nivellering waarnemen. Deze tendens ontstond in de jaren 1990 met het idee dat conceptuele diepgang niet weggelegd is voor het grote publiek. De media begon onder de noemer van ‘democratisering van kennis’ de complexiteit van onze wereld bewust te censureren. Een ingebeelde grootste gemene deler omschreef reeds het beoogde doelpubliek. Het taalgebruik moest afgesteld staan op een beperkte woordenschat. De beschrijving en analyse van een probleem mocht maar binnen een zeer korte tijdspanne worden gepresenteerd. Het aantal deelaspecten van een fenomeen moest gereduceerd worden tot een of twee zinnetjes. Alle besproken materie moet een onmiddellijke relevantie bezitten voor de waan van de dag, onderliggende structurele oorzaken worden nergens nog benoemd. En dit alles binnen een context van een steeds snellere vermarktingslogica van het publieke debat.
Een treffend voorbeeld van deze evolutie. Op 22 oktober 1972 vond aan de Technische Universiteit Eindhoven een groot debat plaats over de menselijke natuur tussen Michel Foucault en Noam Chomsky. Het debat werd later ook uitgezonden op tal van zenders en zet tot op de dag van vandaag mensen aan het denken. Deze twee intellectuele giganten spraken uitvoerig over biologische determinanten versus sociaal constructivisme. In hoeverre werd de mens bepaald door historische omstandigheden? Bezitten wij een aangeboren raamwerk om de realiteit onder woorden te brengen, of zijn onze cognitieve faculteiten volledig bepaald door ideologische processen? Dit soort debatten zijn niet meer te vinden op onze mediakanalen. Anno 2024 is de figuur van de publieke intellectueel gereduceerd tot zijn of haar twintig seconden commentaar als omkadering van een geprefabriceerd mediarelletje. Kortom, wat begon als een bewuste censuur is geëindigd in een alomvattend fenomeen dat alle participanten danig heeft geconditioneerd binnen het huidige mediaklimaat. Redacties kunnen niet meer denken buiten de coördinaten van het evenementiële en het opvoeren van personaliteiten.
We observeren op alle vlakken deze evolutie. De Duitse sociaaldemocratie ging van Karl Kautsky naar Olaf Scholz. De Franse filosofie ging van Jean-Paul Sartre naar, ja, naar wie eigenlijk? Aan de UGent werd de leerstoel Etienne Vermeersch ingevuld door Maarten Boudry. Je hoeft absoluut geen fan te zijn van Etienne Vermeersch om in te zien dat hij dit nu ook weer niet verdient. Onze tijd is een tijd waarin nauwelijks nog een publiek persoon écht gelooft dat het huidige systeem uitwegen te bieden heeft. De enige optie voor wie de huidige wereldorde wenst te verdedigen is de verdringing, een vlucht in de decadentie van de oppervlakkigheid, die in de vorm van rommel op tv massaal door onze strot wordt geramd. De uitzending van de eerste man op de maan is geëindigd in de massale belangstelling voor de tweede trouwgeloften van Regi.
De opkomst van politici die Vlaanderen of Amerika weer groots willen maken zijn onlosmakend verbonden met de objectieve vaststelling dat we momenteel leven in een tijdperk van culturele neergang. Je kan natuurlijk aanhalen dat het verleden waar men naar teruggrijpt, geïdealiseerd wordt, of zelfs verzonnen is. Maar in het verleden bestonden wel tal van debatten welke mogelijke toekomstperspectieven konden worden gerealiseerd. Dat is net wat de moderniteit definieerde: de toekomst is maakbaar. Dit idee is ons ontnomen. We zijn eerder teruggekeerd naar een vorm van premodern denken: de markt als allesbepalende kosmische natuurkracht waar geen mens of god tegen bestand is. En in deze chaotische kosmos zijn het alvast niet de meest geniale individuen die de boventoon voeren. Integendeel, net celebrities zonder enige boodschap of talent bezetten onze aandachtseconomie. En vaak zijn politici gedegenereerd tot exact dit soort volkje. Deze neoliberale kosmos wordt niet gedragen door de meritocratische gedachte om de zaken te veranderen, wel door impotentie om de crisis eindeloos te laten aanslepen.
Crisis van het marxisme
Dat de oude wereld sterft, hoeft niet het einde van de wereld te betekenen. Voorwaarde om een nieuwe wereld geboren te laten worden, is dat we haar kunnen verbeelden. De gapende leegte moet opgevuld worden met tal van nieuwe ideeën. Een mens zou denken dat dit het uitgelezen moment is voor een herontdekking van een revolutionaire theorie zoals het marxisme, maar de crisis lijkt er eveneens uit te bestaan dat ook de revolutionaire theorie, die nodig is om uit de crisis te raken, in crisis is.
“Nieuw inzicht”, zo schreef Jean-Paul Sartre in ‘Problemen van een methode’, “verwerven we pas, als we de dieper liggende structuren vanuit de oorspronkelijkheid van het bestudeerde gegeven belichten, om vervolgens deze oorspronkelijkheid weer te kunnen verklaren met behulp van de fundamentele structuren. Zo ontstaat een dubbele beweging. De huidige marxisten doen echter alsof het marxisme nog niet bestaat en alsof ieder van hen bij elke poging tot inzicht precies hetzelfde marxisme opnieuw uitvindt.” In plaats van zich het marxisme te gebruiken als methode om de wereld te begrijpen en zodoende te veranderen, lijken een aantal hedendaagse Marxisten met grote M het te hebben herleid tot een karikatuur van zichzelf. Wat voor marxisme moet doorgaan, is maar al te vaak een simplistisch schema dat denken of argumenten overbodig maakt en het gebeuren in begrippen vastlegt nog voor het is bestudeerd.
In plaats van een gebeurtenis, zoals die zich concreet voordoet, te bestuderen, neemt dit ‘luie marxisme’ genoegen met de conclusie dat het een uitdrukking is van ‘de klassenstrijd’. In plaats van een argument van een niet-marxistische denker te analyseren, neemt men er genoegen mee te stellen dat de idealistische ideeën van de auteur in kwestie het gevolg zijn van zijn kleinburgerlijke klassenpositie. Die zogenaamde conclusies kunnen prima kloppen, maar zijn zelden echt interessant, omdat het geen echte conclusies zijn, maar abstracte uitgangspunten die weinig vertellen over de concrete gebeurtenissen of auteurs zélf.
We hebben dus een marxisme nodig dat onze tijdgeest grondig weet te analyseren, zeker wat betreft de ideologische denkbeelden die onze wereld in haar greep houden. Dit werd reeds aangestipt door de Franse filosoof Louis Althusser in 1978, toen hij een lezing gaf in Nijmegen onder de titel ‘De crisis van het marxisme’: “Indien het marxisme afwezig is, moet het door iets anders zijn vervangen, omdat een plaats nooit leeg blijft. Het is vervangen door de actieve, zeer actieve, zeer krachtige aanwezigheid van iets anders: door burgerlijke economische, politieke, ideologische en theoretische praktijken. Economische praktijk: de essentie van haar economische praktijk is uitbuiting. De essentie van burgerlijke politieke praktijk is ervoor te zorgen dat haar doelen worden bereikt door de onderwerping van haar onderdanen”. Kortom, zolang we de plaats leeglaten aan datgene wat onze sociale en natuurlijke wereld verder blijft uitbuiten, dan zullen we blijven overspoeld worden door berichten van crisis. De gegeven crisissituatie wordt niet slinks gecreëerd door een complot van allerhande doemdenkers, zoals een Vlaamse filosoof ons wil laten geloven, maar eerder willen we het monster niet in de muil kijken. Want onze enige taak, aldus dezelfde denker, is om optimistisch te blijven over onbegrensde mogelijkheden in een sociale kosmos waarin net elke kreet om verandering wordt verketterd. Of hoe deze denker zijn eigen ‘catch 22’ niet opmerkt.
Een handboek voor wereldverbeteraars
Terwijl tal van mensen op zoek gaan naar manieren om na te denken over pakweg de rol van platformbedrijven, artificiële intelligentie of sociale media in onze samenleving, blijven sommige hedendaagse marxisten veelal het mantra over ‘de klassenstrijd’ herhalen. Zodoende wordt de concrete analyse van actuele kwesties overgelaten aan andere auteurs. Wie probeert de mentale crisis die zich voordoet bij jongeren te begrijpen, komt al snel uit bij auteurs zoals Paul Verhaeghe of Gabor Maté. In het klimaatboek – waarin Greta Thunberg bijdragen over de klimaatcrisis verzamelt uit alle mogelijke hoeken – zijn geen verwijzingen naar Marx of het marxisme te bespeuren.
Dat is jammer, want hoewel er uit al die analyses bijzonder veel te leren valt, ontberen ze vaak een revolutionair kader dat zou toelaten om de verschillende analyses te integreren in de analyse van het kapitalisme die niet alleen in staat is om dat systeem te begrijpen, maar ook een strategie kan opleveren om het omver te werpen. Het marxisme heeft het potentieel om de nodige diepgang te bieden aan het kritisch debat over actuele kwesties, maar kan dat alleen actualiseren als het toestaat ook nieuwe invalshoeken te aanvaarden als potentiële gesprekspartners.
Alleen op die manier kan het marxisme van een verzameling dogma’s, waarin het is vastgeroest, opnieuw vervellen tot de levende levensbeschouwing, die in staat is om de grote massa te inspireren.