Als geboren en getogen Limburgse, die al enkele jaren geleden uitweek naar onze hoofdstad, waag ik me regelmatig aan een lange treinreis. Dan passeer ik steeds het Brusselse Noordstation. Een plek waar je vanuit de trein reeds geconfronteerd wordt met een realiteit die niet altijd even fraai is. Ondanks de sombere sfeer valt me iedere keer opnieuw een groot spandoek op, dat naast het spoor is bevestigd, met de volgende woorden: ‘Niet panikeren, organiseren’. Het spandoek werd begin jaren 2000 door krakers opgehangen om te ageren tegen de onteigeningsplannen van Infrabel. De boodschap is natuurlijk veel breder te interpreteren. En elke keer mijn trein er voorbij rijdt, betrap ik mezelf op een kleine glimlach.
Veel te lachen valt er nochtans niet. Als we bepaalde politieke partijen en ‘opiniemakers’ vandaag mogen geloven, zal het vanaf nu alleen nog maar bergaf gaan. Uitspraken zoals “het klimaat is toch reeds om zeep”, “deze generatie heeft het slechter dan de vorige” of “China staat klaar om de wereld over te nemen” zijn slechts enkele slogans die regelmatig opduiken in opiniestukken, duidingsprogramma’s of aan de toog.
Het klopt uiteraard dat de toekomstige uitdagingen bijzonder groot zijn. “Ik vraag me toch echt af hoe jullie generatie dat allemaal zal oplossen”, vertrouwde een boomer-collega me onlangs nog toe. En zonder de ernst van de situatie te willen bagatelliseren, is het vooral de overmatige bangmakerij door bepaalde extreemrechtse groeperingen en het defaitisme van de eerder genoemde boomers dat me stoort.
Dat een extremistische partij zoals het Vlaams Belang teert op angst, is te verwachten. Het zit in hun DNA om telkens het probleem als de oplossing bij ‘de ander’ te leggen. Dat is natuurlijk makkelijk, maar constructief is het niet bepaald. Maar ook de klassieke partijen nestelen zich nog te vaak in hetzelfde discours en dezelfde aanpak die ze al jaren hanteren. Ze lijken zich geleidelijk te schikken naar een soort ‘het is nu zo’-mentaliteit en stellen te weinig het systeem in vraag. Ze tonen te weinig ambitie voor een andere en vernieuwende toekomst en kijken te weinig achterom naar wie niet mee kan.
Dan is het niet zo verwonderlijk dat kiezers vandaag de neiging hebben om een zogenaamde proteststem uit te brengen. Maar de vraag is dan: tegen wie of wat protesteren zij? Tegen het feit dat voltijds werken geen garantie meer biedt voor het kunnen betalen van de rekeningen? Tegen het gegeven dat alleen welgestelde mensen hun huis kunnen isoleren en een elektrische wagen kunnen kopen, vaak nog met subsidies? Tegen het feit dat we te lang goedgelovig met China en Rusland zijn omgegaan en er nu een oorlog op ons Europees continent plaatsvindt?
Er zijn inderdaad talloze redenen om boos te zijn. De wereld is ook effectief ongelijker geworden, met een groeiende kloof tussen arm en rijk. Er is een gigantisch klimaatprobleem dat desastreuze gevolgen zal hebben. En landen zoals China lijken Europa beetje bij beetje van het toneel te duwen. Dat zijn geen doemscenario’s maar de harde realiteit.
De tweede vraag die dan rijst: hoe kunnen we de situatie verhelpen? Om die vraag te beantwoorden, grijp ik terug naar de boodschap op het spandoek aan het Noordstation: ‘Niet panikeren, maar organiseren’. Zoals de Vlaamse regering treffend aantoont op het gebied van stikstof of De Lijn: niet alles wat we zelf doen, doen we beter. Integendeel. Willen we het klimaatprobleem echt aanpakken? Dan moeten we zorgen dat we niet meer afhankelijk zijn van Russisch gas of Saudische olie. In plaats daarvan moeten we samen met andere Europese landen investeren in groene energie die we onderling kunnen uitwisselen. Als de zon schijnt in Italië en het waait in Denemarken, moeten we daar collectief van kunnen profiteren. Niet panikeren, organiseren!
Willen we in Europa deftige jobs met fatsoenlijke lonen en goede arbeidsomstandigheden? Dan moeten grote bedrijven zoals Amazon en Facebook ook hun verantwoordelijkheid nemen. Vandaag verkopen ze niet alleen onze data (aan God knows who), maar exploiteren ze ook hun werknemers in de magazijnen: het is er verboden een plaspauze te nemen, werknemers moeten minimaal 115 pakketjes per uur inpakken en ontslagen worden gebeurt zelfs via een app – en dat voor een karig loon. Dit is de realiteit in de vestigingen van Amazon in Polen, Duitsland en Nederland. Europese sancties moeten worden ingevoerd om te voorkomen dat een bedrijf als Amazon eenvoudigweg de grens oversteekt naar een andere lidstaat, waar arbeidsinspecties en werkomstandigheden nog niet zo geïnstitutionaliseerd zijn. Als alle Europese landen op dat vlak samenwerken, voorkomen we dat we onszelf reduceren tot een speelbal van multinationals die enkel uit zijn op meer winst. Niet panikeren, organiseren!
En willen we écht opboksen tegen de opkomende grootmacht China? Dan zullen we het spel toch een pak slimmer moeten spelen. China heeft de laatste jaren de Europese lidstaten met glans tegen elkaar uitgespeeld, met een perfect uitgevoerde verdeel-en-heers-tactiek. Het resultaat is dat vandaag verschillende strategische havens en infrastructuur deels in handen zijn van China. Pas als Europa als één blok onderhandelt met China – of het nu gaat om het screenen van investeringen, het sluiten van doordachte handels- en politieke akkoorden of het uitoefenen van druk op het gebied van mensenrechten – zullen zij ons serieus nemen. Niet panikeren, maar organiseren!
Zoals de voorbeelden hierboven aantonen, is het politiek niveau waar de meeste inspanningen voor organisatie en samenwerking plaatsvinden dat van Europa. De kritiek op de Europese instellingen is vaak terecht. Toch heeft de EU via haar Klimaatwet ambitieuze doelen gesteld en geluisterd naar de jonge stemmen op straat. Niet zo in Vlaanderen of België. Het feit dat bijna 200 miljoen mensen nu recht hebben op een minimumloon dankzij een Europese verordening is wereldwijd ongezien. Europa speelde hierin een sleutelrol. En het feit dat China ons nog steeds als een evenwaardige partner beschouwt, is deels te danken aan onze immense eengemaakte economische markt. Het benadrukt het belang van Europese samenwerking en organisatie op het wereldtoneel.
Europa beschikt dus duidelijk over hefbomen die individuele lidstaten niet bezitten of willen gebruiken. Desondanks wordt Europa vaak bestempeld als de oorzaak van alle kwaad. En wordt zij vaak beticht van een democratisch deficit. Wat echter vaak over het hoofd wordt gezien, is dat alle regels ook worden goedgekeurd door de regeringsleiders van de lidstaten, vaak in besloten kring. Wanneer deze regeringsleiders na afloop ongegeneerd in hun nationale pers hun eigen versie van het verhaal verkondigen, wordt dat zelden of nooit kritisch doorgelicht. Wanneer er snel hulppakketten worden verstrekt aan bijvoorbeeld Oekraïne, wordt er trots op de eigen borst geklopt. Echter, wanneer zaken niet goed gaan en boeren in Brussel komen protesteren, wordt Europa als zondebok aangewezen. Het echte democratische deficit, de ‘black box’ van de Europese Unie, ligt dus vooral bij de regeringsleiders zelf.
Kortom, wanneer we ons terugplooien op de individuele lidstaten – of erger nog – op een regio zoals Vlaanderen, belanden we in de problemen. Wanneer we ons laten verleiden door een denkbeeldige zelfredzaamheid en ons laten meeslepen in (extreem)rechtse navelstaarderij, verliezen we allemaal. Vergis u dus niet van vijand, maar vooral, vergis u niet van oplossing.
We streven allemaal naar een rechtvaardige en veilige wereld. De enige weg vooruit is dan ook meer samenwerking en een sterker Europa. ‘United in diversity’. Zo luidt het devies van de Europese Unie vandaag nog steeds. Zeer herkenbaar en misschien is het als overtuigd Europeaan daarom dat de poster aan het Noordstation mij altijd weer doet glimlachen.