In het voorjaar van 2024 besloot ik, naar het voorbeeld van een goede vriendin, mijn smartphone definitief in te ruilen voor de roze Nokia die ik in 2012 voor mijn plechtige communie kreeg. Op het eerste gezicht is het iets banaal: ik ben de zoveelste Gentse ‘alterno’ met een uitgesproken drang om me performatief anders te gedragen dan het leeuwendeel van de “gewone” bevolking. Bij de inkom van een niche cultureel evenement kunnen zeggen dat je geen smartphone hebt, en je daarom het ticket met de QR-code hebt afgedrukt, voelt dan ook bijzonder stoer. Toch brengt het smartphoneloze bestaan ook minder oppervlakkige veranderingen met zich mee. Daarbij mogen nieuwe inzichten over – jawel – de manier waarop we aan politiek doen, niet ontbreken.
Een half jaar geleden zette ik definitief de stap naar een leven zonder smartphone. De eerste weken na “de overgang” herinner ik me nog goed. Mijn agenda beheerde ik voortaan in een fysiek boekje, en muziek luisterde ik via een oude iPod. Vooral met een afgedrukte plattegrond onbekende bestemmingen proberen te bereiken, zorgde wel meer dan eens voor een humbling moment – zo ontdekte ik dat Brussel niet alleen een Keizerslaan, maar ook een Keizerinlaan rijk is. En dan is er nog het gebrek aan afleiding: een solorit op de trein kan niet langer met minutenlang hersenloos gedoomscroll opgevuld worden. In een schermarm bestaan ben ik veroordeeld tot een bezigheid die mijn actieve aandacht vraagt – een snelle, passieve dopaminekick is nu geen optie meer.
Na een tijdje merkte ik echter dat de dingen waarmee ik in het begin worstelde, net de groeipijnen van een steeds meer herwonnen autonomie uitmaakten. Als ik nu de weg kwijtraak, lukt het me vaak beter om me te oriënteren, of vraag ik iemand de weg. Ik geniet van de korte gesprekjes die dan ontstaan; het is gek hoe een smartphone het louter transactionele aspect overneemt, en zo het menselijke contact in zijn geheel overbodig maakt. Ook ben ik in staat grotere stukken informatie te verwerken en kan ik me nu eindelijk concentreren op de pretentieuze intellectuele literatuur die ik altijd al wilde lezen. Ik denk scherper na, voel me meer verbonden met mensen en geniet nu ook makkelijker van “trage” activiteiten. De beslissing om voortaan zonder smartphone door het leven te gaan, heeft mijn realiteitsbeleving significant veranderd. De implicaties van de keuze om al dan niet offline te leven, zijn echter radicaler dan dat.
Netflix en scroll?
De gevolgen van smartphonegebruik reiken veel verder dan het louter individuele niveau. Ook de manier waarop we aan politieke strijd doen, wordt erdoor beïnvloed. In het publieke debat gaan er vandaag heel wat stemmen op die het gebrek aan lange termijnstrijd bij links aan de kaak stellen. Ideeënhistoricus Anton Jäger spreekt daarbij van een tijdperk van extreme politisering zonder dat de gepolitiseerde issues in kwestie naar het beleid toe worden vertaald – een fenomeen dat hij tot “hyperpolitiek” doopte. Hij geeft daarbij het voorbeeld van de Black Lives Matter-beweging, die vier jaar na de talloze protesten op beleidsvlak uiteindelijk weinig veranderde. Daarbij ontbreekt ook een vermogen om de eisen van een breder collectief concreet te bundelen. Jean-Philippe Kindler – eigenlijk cabaretier van beroep – klaagt in een vernuftig traktaat genaamd Scheiß auf Selflove, gib mir Klassenkampf over hoe de strijd tegen kapitalistische onderdrukking door links vandaag tot meerdere socio-culturele breuklijnen wordt gefragmenteerd. Wat vroeger een gemeenschappelijke strijd was, wordt vandaag steeds meer de strijd van aparte, kleinere groeperingen. Dat deze evolutie in direct verband staat met de tijdsbesteding waar we tegenwoordig het grootste deel van onze brainspace aan schenken, is niet vergezocht.
Vooreerst is er de aanslag op onze denkvermogens. Smartphones zijn ontworpen om in te spelen op de chemie van ons brein en ons zo lang mogelijk aan het scherm gekluisterd te houden. De effecten op onze hersenen zijn nefast – een korter werkgeheugen en een aandachtsspanne die meer op die van een goudvis dan dat van een mens begint te lijken, zijn voor veel mensen een dagelijkse realiteit. Voor digital natives – mensen die nooit een leven zonder smartphone hebben gekend – is de situatie nog kwalijker; ze blijken nog makkelijker afgeleid en beschikken nog minder dan anderen over de capaciteiten die ze nodig hebben om grotere stukken informatie te verwerken en daarover kritisch te kunnen nadenken. Bovendien is er een sterke link tussen smartphonegebruik en een ontregeld gratification-systeem: steeds meer gaan we voor een snelle, impulsieve beloning dan te streven naar een groter doel op lange termijn. De gemiddelde mens kan zelfs geen Netflixserie meer kijken zonder zijn Instagramfeed te openen en te beginnen scrollen. Hoeft het dan te verbazen dat we niet meer in staat zijn om jarenlang op alle maatschappelijke niveaus strijd te voeren voor een vierdagenwerkweek, zoals mensen dat ooit deden voor het algemeen enkelvoudig stemrecht?
Lessen van een Duitse cabaretier
Daarnaast is er ook nog de algoritmisering van ons denken. De steeds kleiner wordende niches van onlinecultuur zijn een symptoom van de verregaande individualisering van wat vroeger een collectieve cultuurbeleving was. Elke feed is een steeds kleiner wordende gepersonaliseerde ruimte. Dat geldt ook voor ons politieke denken. Wat vroeger deel uitmaakte van een breder eisenpakket van een collectief, wordt vandaag gereduceerd tot kleinere eisen die betrekking hebben op een subgroep binnen dat collectief. Zo verliezen we de connectie met het grotere geheel.
Kindler geeft het voorbeeld van de queer Amazon-bazin van kleur. Vrouwelijke topmanagers en genderinclusief taalgebruik zijn perfect mogelijk onder het kapitalisme. Dat een arbeider door een queer vrouw van kleur wordt uigebuit, maakt de wereld er echter niet beter op: een diverse onderdrukkende klasse blijft een onderdrukkende klasse. Daarmee bedoelt Kindler niet dat racisme, seksisme en LGBT-haat geen problemen zijn waartegen we ons dienen te verzetten, wél dat we ons moeten realiseren dat dit vormen van discriminatie zijn, die een materiële basis hebben. Het zijn de productieverhoudingen binnen ons economische systeem die ervoor zorgen dat voornamelijk mensen met een migratieachtergrond worden uitgebuit als pakjesbezorger en dat vrouwen van kleur in precaire sociale statuten in de schoonmaaksector worden te werk gesteld. De verschillende “ismes” zijn het symptoom van een veel dieper liggend probleem, dat niet individueel en sociaalcultureel, maar wel collectief en sociaaleconomisch is.
U denkt wellicht: wat heeft dit nu ook alweer met smartphones te maken? De meeste apps – sociale media bij uitstek, maar ook andere toepassingen – verzekeren hun eigen financieel voortbestaan via deelname aan de aandachtseconomie: de app verkoopt aandacht aan bedrijven, die adverteerruimte op de app kopen. Hoe meer gegevens de app over zijn gebruikers heeft, hoe meer gericht ergo efficiënt de reclameboodschap is. Het is met andere woorden zeer handig profielen in zo veel mogelijk nichefacetten op te delen om zo goed mogelijk aan dat profiel verbonden consumptieproducten te kunnen verkopen. Van een grote groep uitgebuite mensen wordt daarbij niet langer gezegd dat ze de uitbuiting gemeenschappelijk hebben; wél dat de manieren waarop ze gediscrimineerd worden voor iedereen specifiek en individueel zijn. De som van die verschillende vormen van discriminatie is echter kleiner dan het geheel – zo blijft het sociaaleconomische aspect, de kern, compleet buiten schot. Een collectieve strijd wordt tot het individuele gereduceerd; elk verzet wordt onschadelijk gemaakt en terug aan ons verkocht.
Met deze column wil ik niet gezegd hebben dat iedereen zich van elke vorm van technologie moet ontdoen en een anarchoprimitivistische levensstlijl moet gaan aanhangen. We mogen echter niet vergeten hoe de digitale revolutie het politieke debat niet alleen in inhoud, maar ook in vorm enorm beïnvloed heeft. Dat we steeds meer en meer elk op ons gepersonaliseerde digitale eiland gaan leven, en dat ons brein wetens en willens voor een ordinaire geldsom tot de absolute infantiliteit wordt geconditioneerd, heeft ook gevolgen voor de klassenstrijd. We mogen nooit vergeten dat een gedigitaliseerde samenleving geen neutraal gegeven, maar wel het resultaat van een proces is, dat onze ervaring fundamenteel heeft veranderd – en niet altijd in de positieve zin. Als u straks dus weer zin krijgt in een scrollende pauze, denk dan gerust aan mijn goede raad: gooi uw smartphone door het raam en lees eens een pretentieus kutboek.