De afgelopen tijd komen duizenden joodse Israëli’s op straat uit protest tegen de extreemrechtse regering van Netanyahu en haar plannen om justitie in de pas van de politiek te laten lopen. De grote woorden worden niet gespaard in krantencommentaren, zoals deze van liberale zionist David Grossman. Het gaat volgens opiniemakers zoals hem om veel meer dan alleen protest tegen Netanyahu en zijn onappetijtelijke bondgenoten, het is een strijd om de fragiele ziel van de Israëlische democratie.
De ziel van Israël, dat is de onwrikbare staatsideologie van het zionisme. En het is zeer de vraag of de duizenden betogers, die met de nationale blauwwitte vlag door de straten van Tel Aviv en Jeruzalem trekken, ook maar een millimeter van die ziel willen afwijken. Die ziel is in wetteksten gebetonneerd. Bijvoorbeeld in de wet op de joodse natiestaat van 2018, die bepaalt dat de uitoefening van het recht op nationale zelfbeschikking in de staat Israël uitsluitend aan het joodse volk toebehoort. Voor wie daar nog mocht aan twijfelen, herhaalde Benjamin Netanyahu in zijn verkiezingscampagne ten overvloede dat Israël niet het land is van al zijn inwoners, maar enkel dat van het joodse volk.
In de ogen van de stichters moest Israël een joodse en democratische staat worden. Zo klonk het in de verklaringen van de zionistische pioniers, die de meerderheid van de oorspronkelijke bewoners van het land etnisch wegzuiverden, hun land en hun huizen stalen en hun dorpen vernielden. Aan de illusie van de joodse en democratische staat is al lang een einde gekomen, en het wordt steeds moeilijker om met een uitgestreken gezicht de aloude slogan over Israël als enige democratie in het Midden-Oosten te herhalen.
Mikpunt van de joodse betogers is momenteel de wet die het Israëlische Hooggerechtshof helemaal aan de toevallige politieke meerderheid dreigt te onderwerpen. De hoogste gerechtelijke instantie in het land kon lang de illusie in stand houden de onafhankelijke scheidsrechter te zijn, degene die de “checks and balances” verdedigt als democratisch principe. De realiteit ziet er anders uit. Met goedkeuring van het Hooggerechtshof werd in de afgelopen decennia door middel van duizenden maatregelen een systeem uitgebouwd dat volgens Israëlische en internationale mensenrechtenorganisaties terecht het etiket Apartheid heeft gekregen.
Het Hof keurde goed dat honderden Palestijnse dorpen van de kaart werden geveegd of geannexeerd. De teller staat op 600, en deze “Nakba” – de Palestijnse catastrofe – gaat tot vandaag onverminderd voort. Sinds 1967 heeft Israël volgens het Palestijnse Land Research Center meer dan 12.350 huizen verwoest en meer dan twee miljoen olijfbomen uitgerukt. Vorig jaar alleen kregen 1.220 Palestijnse huiseigenaars het bevel hun woning af te breken, meestal op eigen kosten.
De matigende rol die het Hooggerechtshof in deze tragedie heeft gespeeld, is hooguit symbolisch. Dit Hof gaf in mei vorig jaar, tegen alle internationale wetgeving in, groen licht voor de verdrijving van 1.300 Palestijnen uit het dorp Masafer Yatta in de buurt van Hebron. Eén van de rechters die deze oorlogsmisdaad goedkeurden, is zelf een settler in een illegale joodse nederzetting op de Westoever. In februari van dit jaar gaf het Hof de regering een bolwassing en een boete voor haar beslissing om het platwalsen van het dorp Khan-Al-Ahmar in Oost-Jeruzalem uit te stellen. Het kabinet kreeg bevel de aanmaning tot afbraak van het dorp zo snel mogelijk te laten uitvoeren.
Zelfs in de enkele gevallen waarin de rechtbank zich in het voordeel van de bewoners van een bedreigd dorp uitsprak, kon het vonnis in de praktijk niet verhinderen dat woningen tegen de vlakte gingen. Een pijnlijk tragisch voorbeeld daarvan is het dorp Ikrit, een hoofdzakelijk door christenen bewoond dorp in Galilea. Toen de inwoners daar in 1948 om veiligheidsredenen op bevel van de plaatselijke militaire commandant hun huizen moesten verlaten, oordeelde het Hooggerechtshof dat die beslissing ongedaan moest worden gemaakt en dat het leger de terugkeer van de dorpelingen naar hun dorp niet mocht verhinderen. De militaire bevelhebber van de Oded-brigade legde het vonnis naast zich neer en op kerstmis 1951 kwamen de bulldozers Ikrit met de grond gelijk maken.
De bêtes noires van de betogers zijn figuren zoals Itamar Ben Gvir van Joodse Macht en Bezalel Smotrich van de Religieuze Zionisten, in de Israëlische liberale pers als joodse fascisten gebrandmerkt. De kwalificatie is ongetwijfeld terecht. De aanhang van Ben Gvir wordt met de Amerikaanse Ku Klux Klan vergeleken. Niet ten onrechte nu deze veroordeelde terrorist officieel kan beschikken over een privémilitie die op kosten van de staat terreur zal zaaien onder Palestijnen, en ook joden die niet in zijn racistisch en extreemrechts kraam passen. Een voormalig lid van Shin Bet, de binnenlandse veiligheidsdienst, vertelde een journaliste van The New Yorker dat de inkt moest vervangen worden om de volledige lijst van de criminele feiten, waarvan Ben Gvir wordt beschuldigd, af te printen.
Deze man, die nu de verantwoordelijkheid draagt voor politie en grenswacht, was dezelfde die in januari vorig jaar het voortouw nam bij de terreur tegen de Palestijnse bewoners van Sjeikh Jarah, een gemeente in Oost-Jeruzalem, waar de settlers al jaren proberen de Palestijnen uit hun woningen te verdrijven. Een korte oorlog was het gevolg, toen Hamas uit protest raketten afvuurde op Israël en in tientallen steden in Israël en op de Westoever Palestijnen op straat kwamen en slaags raakten met extreemrechtse joodse tegenbetogers. Maar uiteindelijk gaf ook hier het Hooggerechtshof Ben Gvir en zijn aanhang minstens gedeeltelijk gelijk door de uitwijzing van de Palestijnse familie Salem uit te stellen en afhankelijk te maken van een toekomstige beslissing van het Ministerie van Justitie
Ben Gvir is niet alleen. Na de pogrom door joodse settlers tegen de Palestijnse stad Huwwara zei Bezalel Smotrich dat de stad van de aardbol moest worden geveegd. Alleen moet dat niet door individuen gebeuren, aldus Smotrich, maar door de staat. Nu zijn collega Ben Gvir een door de staat erkende en betaalde privémilitie krijgt, lijkt ook Smotrich zijn slag thuis te halen.
De aanhoudende betogingen tegen hun aanwezigheid binnen de staatstentakels kan verhullen hoe weinig ze verschillen van de zogenaamde gematigde of zelfs linkse zionisten wanneer het gaat om de gedeelde houding tegenover de Palestijnse bevolking. Wat is het verschil tussen de uitspraken van Smotrich en de verkiezingscampagne van de voormalige generaal Benny Gantz, die in een promotiefilmpje er prat op ging dat hij Gaza naar het stenen tijdperk had gebombardeerd?
Waar waren de betogers toen een vorige regering, onder de extreemrechtse Naftali Bennett, de infame Apartheidswet over de gezinshereniging (opnieuw) door het parlement probeerde te jagen? “Gezinshereniging” is de Orwelliaanse benaming voor net het tegendeel: het is de wet die Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever verhindert om met een (Palestijnse) inwoner van Israël te trouwen en zich binnen de grenzen van 1948 te vestigen. Minister van Buitenlandse Zaken Yair Lapid, de bekendste centrumfiguur in het kabinet, deed niets om het racistische Apartheidskarakter van de wet te verdoezelen. Integendeel: het is niet nodig het doel van de wet te verzwijgen, schreef hij op Twitter. Het is net één van de middelen om de joodse meerderheid in Israël veilig te stellen.
Zowel Likoed, Joodse Macht, Religieuze Zionisten én liberale oppositie willen zo weinig mogelijk Palestijnen op zoveel mogelijk joods grondgebied. Gematigde zionisten willen dat doel zoveel mogelijk verbergen achter diplomatiek taalgebruik om het voor de joodse liberale diaspora in vooral de Verenigde Staten verteerbaar te maken. De doodzonde van Ben Gvir en zijn trawanten is niet dat ze de Israëlische ziel aantasten, maar die ziel integendeel maar al te bruut en openlijk tentoonspreiden.