De kunst van het schrijven. Daar gaat dit stuk over. Geschreven door een scenariste die in een voortdurende interactie zit met haar aspiranten. Een wederzijdse pedagogische relatie. Hoe kan je in hemelsnaam een mens bijbrengen wat schrijven is? Wat zijn de spanningen tussen fictie en realiteit? Hoe verhoudt verbeelding zich tot intieme herinnering? Hoe komt een schrijver tot haar of zijn creatieve uitspattingen? Wat is het verlangen van de auteur?
“Language is a skin: I rub my language against the other. It is as if I had words instead of fingers, or fingers at the tip of my words. My language trembles with desire.” Roland Barthes
“Vijf jaar, ik weet niet of dat al lang is of niet.” Zo antwoordde ik in mijn meest recente les op de vraag hoe lang ik al schrijfles geef. De vraag komt van één van de deelnemers van ‘Echt of verzonnen: balanceren tussen realiteit en fictie’, een reeks georganiseerd door Wisper en Vorming-plus Gent. In deze nieuwe formule onderzoeken we met de hele groep het spanningsveld tussen waargebeurde en fictieve elementen in narratieven. Ook ik behoor tot de groep van de zoekers. Uit noodzaak. Want voor ik ooit begon met lesgeven dacht ik dat ik wel wist waar de grens te trekken valt tussen fictie en realiteit, tussen herinnering en verbeelding. Hoe langer ik lesgeef, hoe meer ik over die onderwerpen twijfel. In dit essay poog ik enkele van mijn vragen neer te schrijven en praat ik tegelijk over de unieke positie die actieve schrijflessen innemen in het veld van de culturele consumptie en productie.
Schrijf wat je kent?
Deelnemers melden zichzelf aan voor schrijflessen wegens uiteenlopende redenen, zoals een deadline nodig hebben om te kunnen schrijven of om tips en feedback te krijgen. Aan bod in zo’n lessen komen verschillende theorieën, een hoop canonieke tips rond structuren, auteurs als voorbeelden hoe het moet, hoe het kan, hoe het beter niet wordt. Reflectieve discussies worden uitgelokt, over oefeningen geglimlacht. Daar is dan de creatie; woorden verschijnen uit het niets en vullen wit blad na wit blad. Een verhaal begint met de wens van de schrijver om het te schrijven. Even een writer’s block? Geen zorgen. Met deze clichématige, doch populaire raad geraak je alweer een heel eind verder: schrijf wat je kent.
Een raad die weliswaar aanvankelijk niet iedereen overtuigt. Men beargumenteert: “Wat dan met verbeelding, met fantasie? Kan ik alles doen wat ik wil doen tijdens het schrijven, kan ik dan niet iedereen zijn die ik wil zijn? Wat dan daarmee?” Wanneer we daar verder op ingaan, komen we meestal wel tot de constatatie dat een schrijver schrijft over emoties die hij/zij ooit zelf direct of indirect heeft gevoeld en beleefd, over ervaringen die zijn blijven plakken doorheen de tijd en op een soms heel onrechtstreekse manier een weg vinden naar hun pen. Wat deelnemers daar eigenlijk vragen, is of ze zich volledig kunnen verbergen in hun narratieven, of ze zichzelf en hun intieme gedachten kunnen verraden door te schrijven. Een vraag waarin ze worden voorgegaan door de Franse, 19de-eeuwse romanschrijver Gustave Flaubert in Madame Bovary en heel wat andere ronkende namen uit de literatuurgeschiedenis. Allen hebben ze bewezen dat een schrijver nooit volledig losgeraakt van de eigen subjectiviteit, context en herinneringen. Het zijn deze herinneringen die een warm composthoopje vormen waaruit narratieve plantjes kunnen groeien. Het leven van de schrijvers dringt binnen op soms onverwachte plaatsen tussen de woorden en zinnen, en los van welk perspectief ze ook hanteren, schrijven schrijvers vaker over zichzelf dan ze zelf soms denken.
Auteur en autobiografie
Maar de aantrekkelijke afstand is er weliswaar. De taal in een narratief is een onzichtbaarheidsmantel voor de auteur. Het zou fout zijn om te beweren dat elk stuk fictie integraal uit het leven van een auteur komt. Dat zou van Vladimir Nabokov een manipulerende pedofiel maken dankzij zijn beruchte boek Lolita. De goegemeente van de jaren 1950, het decennium waarin het boek is gepubliceerd, maakte exact deze fout en probeerde hem te betichten van hetgeen waar hij over schreef. Gevolg: Lolita werd gebannen en wanneer het eindelijk in ’59 verscheen in het Verenigd Koninkrijk moest één parlementslid ontslag nemen door de controverse die het teweegbracht. Maar Nabokov was net zomin een pedofiel als Mary Shelley het monster van Frankenstein was.
Dus ondanks het feit dat autobiografische elementen inherent zijn aan een tekst, komt er ook verbeelding bij te pas. Schrijven en herinneren vormen noodzakelijk een covalente band. Het is bij deze ontmoeting dat het interessant wordt, want een lezer heeft in een narratief amper een idee wat echt en niet echt is gebeurd, wat uit de schrijvers diepste gedachten komt en wat niet. Een schrijver krijgt de figuurlijke ruimte om te spelen met deze afstand. Zo wordt de tekst een object onderworpen aan regels, conventies en context. Herinneringen worden boetseerklei, men goochelt met woorden en puzzelt met alinea’s. Terwijl men schrijft, krijgen herinneringen nieuwe vormen en interpretaties, worden ze geplaatst in structuren en constructies. Schrijflessen bieden net dat: de ruimte om iets te doen met je eigen herinneringen en context, afstand ervan te nemen, te kijken naar de vorm en vooral te doen en laten wat men zelf gepast vindt. Soms kan het gewoon gaan om het plezier scheppen in het creëren. Soms nemen deelnemers de woorden ‘schrijf wat je kent’ zeer ter harte en sta je als begeleider helemaal mee in de speelruimte.
Zo hadden we ooit een man in de les, wiens vader twee weken daarvoor was overleden. Hij vertelde er bruusk over. Na de les drukte ik hem op het hart dat hij zich niet gepusht hoefde te voelen om dat gebeuren te gebruiken als benzine voor zijn schrijven, maar als hij dat wilde doen, was hij in alle veiligheid welkom in het lokaal. Ik zei hem vooral te schrijven over wat hij wilde schrijven en zich niet bezig te houden met wat oneliner schrijfadviezen soms ook opdragen. De man is na die les niet meer terug gekeerd. Ik hoop van harte dat hij iets gevonden heeft wat hielp met dragen.
Het unieke ik en het narratief
De stilzwijgende connecties tussen de deelnemers die wel blijven, frapperen mij het meeste. Mensen schrijven impliciet over eenzaamheid, nood tot aanvaarding, existentiële pijn, het verlangen om gehoord te worden en nog wat andere, en het groepje schrijvende deelnemers is elkaars stille getuige. Wij willen elkaar helpen. We duiden elkaars mindere passages aan, ongeloofwaardige personage-ontwikkelingen, dialogen zonder subtekst. We herinneren elkaar dat ook Jane Austen en Hugo Claus zijn gestart met een eerste versie die niet zo goed was. Maar waarover het verhaal echt gaat of vanwaar het komt, daar praten we enkel in abstractie over. Sommige dingen mogen verborgen blijven in de tekst. Niets hoeft opengesmeerd en ontleed worden.
Als docent help ik mee afstand scheppen indien gevraagd en moedig ik kalm aan in die ruimte te stappen. Ik lijst regeltjes en trucjes van de meesters op en installeer een plaats waarin kan geëxperimenteerd worden met wat dan ook: verbeeldingen, herinneringen, leugens, dromen, fantasieën, spooksels, wanen en nog vele meer. De waarheid in een schrijfcursus doet er niet toe. Bestaat er zelfs zoiets als de waarheid tout court? Is het feit dat we taal moeten gebruiken om de waarheid te beschreven al net niet het failliet van de waarheid? Hang een kader rond een deeltje werkelijkheid en het is fictie. Het kader duidt op het feit dat alle narratieven, van fantasy tot sciencefiction tot journalistiek, een fictief kantje in zich dragen. Dit zou de populariteit van schrijflessen op zijn minst verklaren: de waarheid kan niet gevat worden in woorden, maar godverdomme, zal de mensheid toch even blijven proberen dat te doen. Bibliotheek na bibliotheek schrijven we vol en niemand van ons is uitgepraat.
Ook de journalistiek ontsnapt de dans dus niet. Journalisten maken keuzes in wat en hoe iets wordt beschreven of wordt gefilmd. Eisen dat men puur objectief moet zijn daarin, is lachwekkend, want elk journalistiek stuk is geschreven vanuit een bepaald perspectief en ideologie, vaker onbewust dan bewust. Het minieme beetje aan narrativisering in de journalistiek was altijd al een weinig te onderschatten fenomeen, maar wordt nu gebruikt als wapen in de internetoorlog om kennis. De afstand tot de werkelijkheid is ondanks de goede bedoelingen nog steeds ver en daarom ook voor interpretaties en politieke recuperatie vatbaar, zeker in tijden dat de consensus over de werkelijkheid nog nooit zo instabiel lijkt te zijn geweest als nu terwijl we meer dan ooit geloven dat we een consensus kunnen bereiken met onze surveillancemaatschappij en statistiekobsessie. Verschillende zijden van een conflict verwijten elkaar propaganda te zijn, fake news, Lügenpresse. En net als fictieverhalen, kiezen we nieuwsverhalen uit die we het best vinden passen in ons kraam.
Verbeelding en herinnering
Gebonden aan een zucht naar objectiviteit zijn fictieschrijvers niet. Zij kunnen met quasi oneindig meer vrijheid de grijze zone tussen fictie en waargebeurde elementen onderzoeken, net als de grijze zone tussen hun verbeelding en hun herinneringen. In schrijflessen vinden zij geen dwingende stem die hen opdraagt wat en hoe te schrijven, maar een voedingsbodem aan context en vormelijke ideeën waarop ze kunnen terugvallen wanneer men het even niet meer weet, en een gesloten omgeving waar ideeën op een groep kunnen losgelaten worden. Een ruimte van het experiment, een ruimte van een welkom enkele grijsheid. De klassen waarin ik lesgeef, hebben één grote gemeenschappelijke deler: iedereen, op hun eigen manier, reikt uit door te creërend schrijven. Hun herinneringen en verbeeldingen komen aan de oppervlakte van hun huid. Met taal raken ze elkaar, de lezer en mij aan. Telkens opnieuw bewonder ik hun vertrouwen en volhoudingsvermogen. Het schrijven is voor de zoeker, voor de durvers, voor de reikers, maar bovenal voor de spelers tussen echt en verzonnen.