Vorige zomer kregen de stakende werknemers van Delhaize de ‘Prijs voor de Democratie’: een mooie erkenning voor een maandenlange strijd tegen de franchisering van hun winkels. Ze kregen af te rekenen met deurwaarders en politie die stakingsposten kwamen opbreken. Die repressie bleek onwettig, zo oordeelde de rechtbank, nadat vakbonden herhaaldelijk klacht aantekenden. Dat zegt wat over de krachtsverhoudingen die ons leven vandaag bepalen.
Stemrecht, om je stem te verheffen
Wat heeft deze prijs precies met politiek te maken? Met alle aandacht die in aanloop van de politieke verkiezingen naar partijpolitieke campagnes gaan, zou je vergeten dat het ook in mei sociale verkiezingen zijn: werknemers kiezen dan de vakbondskandidaten die de volgende vier jaar hun belangen zullen verdedigen in het democratische overleg binnen hun organisatie.
De Delhaiziens bestrijden de franchisering omdat het hun loon- en arbeidsvoorwaarden onderuit haalt, wat een domino-effect zal veroorzaken binnen de gehele retail. Door het opbreken van de winkelketen in afzonderlijke eilandjes breek je immers ook de collectieve kracht van het personeel. In kleinere organisaties zijn directies niet verplicht de structuren van het sociale overleg in te richten, zoals het ‘Comité ter Preventie en Bescherming op het Werk en de Ondernemingsraad’.
Handig toch, zo’n franchisering? De directie van Delhaize had voor die sociale strijd een paar honderd miljoen euro over, dat prijskaartje zegt genoeg over het belang ervan. In veel filialen zullen Delhaiziens niet meer kunnen stemmen op afgevaardigden die hun stem vertolken. Nadat deurwaarders en politie hun proteststem probeerden te smoren, volgen nu de directies met de afbouw van de werknemersinspraak. Iemand gaat die rekening betalen en dat zullen niet de aandeelhouders zijn.
Democratie gaat over grondrechten
‘Democratie staat onder druk!’. Die waarschuwing hoor je vandaag veel. Met de ruk naar rechts in geheel Europa klopt deze stelling jammer genoeg. Toch bestaat deze crisis al langer. De diagnoses zijn talrijk. Beleidsmakers die beloftes niet nakomen, waardoor publiek wantrouwen piekt. Extreemrechtse politici maken handig gebruik van dit wantrouwen, waarna ze zich een toegang forceren tot het centrum van de politieke macht. De media is ook niet onschuldig aan het extreemrechtse offensief. Zij blinken uit in eenzijdige berichtgeving, framing, nepnieuws, het creëren van soundbites-politiek en het stimuleren van de ‘spektakeldemocratie’, waarbij jogprestaties van politici meer aandacht krijgen dan hun beleid.
Dan heb je nog nationalisten die stellen dat democratie maar mogelijk is als je eerst een ‘volksgemeenschap’ hebt van mensen die dezelfde taal en cultuur delen. Wanneer het allemaal trotse Vlamingen zijn ‘die werken, sparen en ondernemen’. En de splitsing van het land toejuichen. Nationalistische partijen die in naam van deze vox populi spreken, zeggen er niet bij dat met die boedelscheiding ook de sociale verworvenheden op de schop gaan die de vorige generaties hebben opgebouwd. Onze sociale zekerheid en de arbeidswetgeving kregen immers federaal hun beslag. Is het toeval dat sommige werkgeversorganisaties open staan voor het Vlaams Belang, zogenaamd uit ‘respect voor de kiezer‘?
Democratie draait nochtans niet om de wil van de meerderheid. Stel dat je in een maatschappij van hoofdzakelijk kannibalen zou leven, dan is het niet aangewezen dat het beleid gestoeld is op de overtuiging van deze meerderheid. Democratie gaat ook niet louter om het georganiseerd conflict van visies waarbij we naar alle meningen moeten luisteren. Een democratie wil een bestuursvorm zijn van, voor en door iedereen. Het gaat om de realisatie van waarden als gelijkheid en vrijheid. Om universele rechten, ongeacht jouw afkomst, klasse, huidskleur, geslacht, gender en seksuele voorkeur. Het gaat om grondrechten waar ook minderheden aanspraak op kunnen maken. Dat vraagt om emancipatorische hefbomen. Zoals toegang tot zorg en onderwijs, zodat iedereen als een volwaardige burger zijn mening kan vormen. Of zoals het recht op vereniging, zodat er bewegingen kunnen bestaan die jouw rechten verdedigen. De vakbond past in dat plaatje: solidariteit zorgt ervoor dat je niet alleen komt te staan. Met jouw rechten netjes vermeld op een blaadje papier, maar zonder de kracht om ze af te dwingen? Stemlozen zijn dan de eerste slachtoffers.
Ongelijkheid als democratische barometer
Om te kunnen functioneren vereist een liberale democratie de scheiding der machten, vrije pers, een meerpartijenstelsel en periodieke verkiezingen. Het idee is dat een absolute macht – hetzij feodaal, theocratisch of autoritair – geen kans krijgt omdat de plaats van de macht een lege stoel moet blijven. Alleen wie democratisch is verkozen en conform de democratische waarden handelt, kan tijdelijk op die stoel zitten. Maar die stoel is vandaag helaas niet vrij: de economische macht bezet die steeds meer. De verkozen vertegenwoordigers van de uitvoerende macht merken reeds snel dat ze wel mogen besturen, maar daarom de macht nog niet bezitten. De onzichtbare hand van de markt draait elke sociale regering de arm om, en dwingt op die manier een beleid af dat ten dienste staat van de winst, niet de mensen.
Dit heet dan ‘de derde weg’: deregulering van de markten, besparingen op sociale uitgaven, de uitbouw van een verzorgingsstaat voor bedrijven en falende banken. Kortom, een herverdeling van arm naar rijk. Kijk bijvoorbeeld hoe multinationals vandaag landen tegen elkaar uitspelen in het opbod aan publieke ondersteuning en fiscale vrijstellingen? Zie hoe zelfs centrumlinkse politici overal in Europa willen besparen op de zorg om meer geld te kunnen pompen in de wapenindustrie?
Het neoliberale beleid deed de ongelijkheid toenemen en daarmee ook het onbehagen. De vermarkting holde dus eerst de democratische macht van regeringen uit, en vervolgens kwam een beleid tot stand dat het draagvlak voor een democratisch bestel doet afkalven. Zo ontstaat een voedingsbodem voor extreemrechts dat finaal de democratische instituten zelf aan de ketting wil leggen: rechters, pers, het middenveld als buitenparlementaire oppositie en ten slotte de oppositiepartijen zelf. Zover zijn we gelukkig nog niet.
Economische democratie als oplossing
Democratie is strijd, en die is vloeibaar en gaat in golven. Onze democratie zoals we die vandaag in het Westen kennen, kwam er pas na de Tweede Wereldoorlog. Uit angst voor ‘het rode gevaar’ en het succes van arbeidersbewegingen. Vrouwen kregen in België maar in 1948 stemrecht, in Zwitserland pas vanaf 1971! De zwarten in de VS? Vanaf de jaren 1960. Democratie is dus iets in opbouw. Hoe democratisch is bijvoorbeeld de VS met hun tweepartijenstelsel, een keuze tussen Pepsi en Coca? Een verkiezingscampagne kost daar miljoenen. En Europa? De lidstaten zitten in de greep van de niet-verkozen en ontransparante Europese Raad. En het Europees Parlement mag zelf geen wetgeving initiëren. Verder zijn er de Centrale Banken, die met hun rechts monetair beleid onze economie sturen, en bijgevolg het economisch beleid van de lidstaten beheersen. En in ons land heb je wetten die de lonen blokkeren en zo de tegenkracht van vrij sociaal overleg verbieden.
Vanwaar dat falen van de liberale democratie? En wat kunnen we doen om onze samenleving meer democratisch te maken? Weinig zaken bepalen onze samenleving zo ingrijpend als de wijze waarop wij onze economie organiseren. Dat gaat vooral om een aangelegenheid van private belangen. De tijd dat overheden via een publiek investeringsbeleid en planmatige beleidsorganen een tegenwicht konden ontplooien tegen het kapitaal ligt al even achter ons. Alleen de uitbouw van de economische democratie kan hier nog een antwoord bieden. Dan hebben we het ook over de vakbonden.
In het essay Democratie zonder politiek? van de socioloog Rudi Laermans, dat al in de vorige Aktief aan bod kwam, lees je een treffende omschrijving van de democratische inzet van de vakbeweging. Het meest bekende is ‘de democratie op de werkvloer’: werknemersinspraak in de organisatie van de arbeid. Denk aan veiligheid, integriteit, loon- en arbeidsvoorwaarden. Dan heb je ‘de bedrijfsdemocratie’: werknemersinspraak in de organisatie van de organisatie zelf. Denk aan inspraak over sociale of ecologische doelstellingen, over ontwikkeling en productie, over investeringen, enzovoort. Tenslotte is er de eigendomsvraag.
Laermans heeft het dan niet zozeer over onze arbeid, als eigendom die we verhuren, versus de aandeelhouders die de productiemiddelen bezitten. Wel over gemeenzaam bezit van onze economie: over ‘commoning’. Vakbonden focussen zich vandaag vooral op werkvloerdemocratie. Maar vanuit hun oppositierol in de economische democratie kunnen ze internationaal bijdragen aan de herdemocratisering van onze politieke democratie. Als een collectieve kracht van onderuit die we samen mogelijk maken, om de dominantie van de markt op het politieke leven tegen te gaan. ‘Vakbonden zijn de grootste verdedigers van de democratie’, stelde onze landgenoot Luc Triangle, secretaris-generaal van de wereldvakbond Internationaal Vakverbond. Als dat geen hoopvol verhaal is? Vergeet alvast niet te gaan stemmen in mei.