16 mei 2024

Europa’s democratische vermolming

Fabrice Leggeri, de vroegere chef van Frontex (2015-2022), bewaker van de buitengrenzen van de Europese Unie, komt in het EU-Parlement als gekozene van het uiterst-rechtse Rassemblement National (RN). Ursula von der Leyen, voorzitster van de EU-Commissie, en de Italiaanse ‘postfascistische’ premier Giorgia Meloni zwaaien elkaar lof toe inzake immigratie. Een belangrijk Europees staatshoofd, de Franse president Emmanuel Macron, ontleent om de haverklap forse termen aan uiterst rechts. Dit zijn geen toevalligheden, ze illustreren de greep van het rechts-extremisme op de politieke agenda in Europa. Ze geven ook weer hoe de ideologische grenzen tussen de traditionele politieke georganiseerde stromingen alsmaar irrelevanter worden.
Freddy De Pauw was van 1972 tot 2002 redacteur buitenland bij De Standaard. Hij volgde jarenlang Centraal- en Oost-Europa, een groot deel van Azië (o.m. China) en Italië. Hij publiceerde o.m. bij het Davidsfonds Volken zonder Vaderland over de ‘etnische kwesties’ in Centraal- en Oost-Europa; De firma maffia; Italië, moeder van alle smeer; Russische mafija; Handelaars in mensen; Maffia in België en Handelaars in nieuws – over trends in de berichtgeving. Werkt sinds de start in 1999 mee aan Uitpers.

Declinisme

De extreemrechtse visies sturen meer en meer de politieke actualiteit: de prioriteit is niet de grote transitie om aan een klimaatramp te ontkomen of het verweer tegen de afbraak van sociale zekerheidssystemen. Uiterst-rechtse groepen springen op de kar van onder meer boze boeren en misnoegde automobilisten om Groene Deals te ondergraven, ‘het volk’ tegen al wat ecologisch is, als symbool van de elite. De politieke prioriteiten zijn immigratie, verdediging van de soevereiniteit, opkomen voor familiewaarden en het koesteren van de ‘eigen identiteit’. Surfend op een wereldwijde tendens die zich dit jaar met kracht zal manifesteren in onder meer India en de VS. In Europa wordt dit aangewakkerd door het ‘declinisme’, het gevoel dat onze levensstijl en kwaliteit minstens stagneert en zwaar bedreigd wordt.

De opkomst van extreemrechts ent zich op een lang proces van depolitisering, gevoed door de politieke wereldaanschouwing van tal van ‘gezagsdragers’. In 1997 vatte wijlen Karel Van Miert (SP), in de hoedanigheid van Eurocommissaris, dit depolitiseringsproces bondig samen na de dramatische sluiting van Renault Vilvoorde: ‘Jammer, maar we kunnen er niets aan doen …’. Ook koning Albert, de Franse president Jacques Chirac, EU-Commissievoorzitter Jacques Santer en anderen betreurden de sluiting, maar gaven eveneens aan machteloos te staan. Het is vandaag niet anders. De EU toont zich telkens opnieuw onmachtig om actief om te gaan met wijzigende economische, geopolitieke en ideologische verhoudingen. Het gevoel dat ‘Europa afhaakt’ berust op feitelijke vaststellingen. De economische vooruitzichten zijn somber, zelfs in de kernlanden van de EU loert recessie om de hoek. De kloof met de VS is alleen maar groter geworden. De Europese leiders hebben zich in een vlaag van collectief voluntarisme een reeks ondoordachte sancties tegen Rusland ingevoerd, terwijl de daaropvolgende protectionistische politiek van Washington de lidstaten in een lastig parket heeft gebracht op vlak van hoogindustriële activiteiten als energiebevoorrading. Tegelijk ervaren Europeanen hoe openbare diensten en infrastructuur meer en meer zwichten onder de gevolgen van decennia neoliberalisme. Pakweg het letterlijke verval en de ineenstorting van Duitse schoolgebouwen en Deutsche Bahn zijn nefaste illustraties van een desastreus economisch beleid. 

Illiberaal?

Dat alles zet ‘de democratie’ zwaar onder druk. Een halve eeuw geleden kreeg ik van wijlen François Vercammen (Vierde Internationale) het dringend verzoek stante pede bij het Humanistisch Verbond in Oudenaarde te spreken over ‘Vrijheid in China’. Maar hoe omschrijft men de notie ‘democratie’ eigenlijk, stamelde ik enigszins radeloos. Vercammen gaf mij de raad om steeds te beginnen over het feit dat vrijheid, net zoals waarheid en democratie, altijd een concreet gegeven is. Democratie, dat zijn democratische instellingen en processen, democratische rechten en vrijheden. Sindsdien heb ik het woord ‘democratie’ als dusdanig nog nauwelijks gezegd en geschreven. Democratisch gehalte, dat is te meten aan de werking van die instellingen, aan het gehalte van die rechten en vrijheden. En daar gaat het in Europa niet zo goed mee.

‘Illiberale democratie’, dat een term met dermate interne tegenspraak kon opduiken, illustreert net de huidige staat van die rechten en vrijheden in Europa. En deze notie duikt niet alleen op in een land waar de leider, Viktor Orbán, dat illiberalisme in directe politieke praktijk brengt. De recente Franse wet op immigratie is door juristen bestempeld als de meest repressieve wet van het land sinds 1945. Nochtans is het uiterst-rechtse Rassemblement National (RN) van Marine Le Pen en Jordan Bardella (nog) niet aan de macht. Le Pen vond de goedkeuring van die wet – later lichtjes uitgekleed door de Conseil Constitutionnel – een triomf voor haar partij. Bij de presidentsverkiezingen van 2022 had ze al kunnen smaken hoe de kandidate van de rechtse Les Républicains (LR), Valérie Pécresse, het had over le grand remplacement (“omvolking”), een complotterm bedacht door de uiterst-rechtse Renaud Camus, wiens geschriften zeer populair zijn bij het Vlaams Belang. Ook partijleden van Fratelli d’Italia, de ‘postfascistsische’ partij van premier Giorgia Meloni, pakken uit met deze racistische terminologie.

Frankrijk lijkt wel een proefterrein voor de penetratie van uiterst-rechtse termen en gedachtegoed. Dat reikt tot het Elysée. Luister naar president Emmanuel Macron, die het in 2023 had over la décivilisation, eveneens een term gelanceerd door uiterst-rechts. Of  de notie van l’ensauvagement aangehaald door zijn Minister van Binnenlandse Zaken Gérald Darmanin. Of hoe de Minister van Onderwijs Jean-Michel Blanquer Franse denkers zoals Bourdieu, Foucault en Derrida omschreef als een ‘ondermijnend virus’. En zeer recent zagen we le réarmement passeren, de herbewapening. Ook zien we in tal van lidstaten vooroorlogse ideeën circuleren om het idee van de nataliteitspolitiek te reanimeren. De regeringen in Boedapest, Rome en Parijs willen dat de ‘echte patriotten’ zich meer voortplanten. Vooral Orbán en de Italiaanse uiterst-rechtse partijen (Fratelli en Lega) maken er een strijdpunt van, in nauwe samenwerking met reactionaire religieuze bewegingen uit de VS. We moeten onze demografie redden om onze bedreigde identiteit te vrijwaren, aldus de Hongaarse premier Viktor Orbán, hierbij bijgetreden door Meloni en de Poolse PiS.

Rechtse osmose en Atlantisme

Macron spreekt dikwijls over le réarmement démographique, demografische herbewapening. Alleen al de term herbewapening roept onzalige herinneringen op aan de ‘morele herbewapening’, een gevaarlijke term komende uit reactionaire tijden. De erfenis van het Verlichtingsdenken ligt ver achter ons. Ursula von der Leyen, voorzitster van de EU-Commissie, bakt het met haar immigratieflirt met Meloni nog wat bruiner. Von der Leyen is dan ook een politica van de Europese Volkspartij (EVP), die reeds dertig jaar lang in osmose is getreden met uiterst-rechts. In 1994 rolde EVP-voorzitter Wilfried Martens letterlijk een rode loper uit voor Silvio Berlusconi, die toen in zijn nieuwe regering ook de postfascistische Alleanza Nazionale, voorloper van Fratelli d’Italia, had opgenomen. Vandaag zit Berlusconi’s Forza Italia als steunpartijtje in een regering met twee uiterst-rechtse partijen. Zonder dat de EVP daar iets op aan te merken heeft.

Die EVP is sinds de jaren 1990 onherkenbaar veranderd als christendemocratische fractie in het Europees Parlement. In 1998 verzette een eenzame CVP’er van de ACV-strekking, Raphaël Chanterie, zich tegen deze ‘verruiming’, maar Martens stelde dat Berlusconi’s lidmaatschap noodzakelijk was om de grootste fractie te blijven. De oude Italiaanse christendemocratie heeft zichzelf beetje bij beetje electoraal van kant gemaakt. De Spaanse Partido Popular transformeerde zichzelf in een aartsreactionaire bende met duidelijke autoritaire trekjes. Alleen de CD&V en de Duitse CDU-CSU lijken nog enigszins de vroegere christendemocratische lijn te volgen wat betreft het afzweren van electorale afspraken met extreemrechts. Die CDU biedt vooralsnog weerstand tegen de verlokking om met het uiterst-rechtse AfD akkoorden te maken. Vooralsnog. Deze evolutie illustreert alvast een graduele politieke osmose tussen rechtse ‘blokken’, en waarbinnen die ‘blokken’ de ideologische en organisatorische cohesie verder aftakelt. 

Militaire herbewapening zal een nieuwe strategische as vormen tussen diverse politieke blokken. Dit verklaart waarom het Atlantisme het spectrum van machtsuitvoerende partijen doorkruist. Meloni wierp zich daarom onverwachts op als verdedigster van de ‘Atlantische solidariteit’. Een ideologisch sentiment dat afwijkt van een ander deel van uiterst-rechts – voornamelijk in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Hongarije die poetinofiele neigingen vertonen. Het Atlantisme heeft ook een deel van ‘groen’ in zijn greep. Bij de Franse presidentsverkiezingen van 2022 stelde de kandidaat van het groene EELV, Yannick Jadot, zich wel erg Navo-fiel op. De Duitse Groenen, met Minister van Buitenlandse Zaken Annalena Baerbock, zijn dat nog altijd. Het pacifisme van de Duitse Groenen is sinds eind vorige eeuw met toenmalig minister BS Joschka Fischer verschwunden. Wat evengoed geldt voor haar economische visie. De parlementaire medewerkers van de Duitse Groenen vallen op door hardnekkig de beleidslijn van het ordoliberalisme te volgen, en dit terwijl de economische malaise in Duitsland steeds dichterbij komt. Technocratische halsstarrigheid en blindheid zal ook ergens wel een deugd zijn?

Kapitaalvlucht 

Het is uiterst symptomatisch voor de Europese economische ruimte dat het industrieel complex van kernland Duitsland onder hoogspanning staat. Elk moment kan Japan Duitsland voorbijsteken als derde economische mogendheid op deze planeet. Duitsland heeft de golf aan nieuwe innovaties gemist, en veel van de Europese lidstaten worden geteisterd door zeer dure energie. Terwijl de VS, de grootste producent van fossiele energie ter wereld, haar eigen industrie kan bevoorraden met spotgoedkope energie. Bovendien heeft VS-president Joe Biden, zogenaamd ter bestrijding van de inflatie, de Inflation Reduction Act (IRA) geïntroduceerd, wat een financiële injectie geeft aan bedrijven die activiteiten ontplooien op Amerikaanse bodem. Goedkope energie en subsidies hebben tal van Duitse bedrijven overtuigd om de Atlantische oversteek te wagen. 

In Europa bouwt men intussen lng-depots aan de lopende band om duur Amerikaans schaliegas tot dure vloeibare energie om te zetten. Allemaal de schuld van Poetin? Of toch ook van het eigen beleid? In november 2021 besloot de Duitse regering om NordStream 2 voorlopig niet te openen, zogenaamd omwille van administratieve redenen. Washington sanctioneerde reeds jaren eenieder die meewerkte aan deze pijpleiding. Na de aanval op Oekraïne volgden de gekende sancties tegen de Russische economie. Deze sancties werden gedragen door het idee dat het afsnijden van de Russische energiebevoorrading het land een economische nekslag zou toebrengen. Twee jaar later merken we dat dit niet het geval is. Het IMF voorziet voor dit jaar een economische groei van 2,6 %, iets wat binnen de EU uitzonderlijk hoog is. Rusland blijft veel meer uitvoeren dan invoeren en dikt zijn voorraden buitenlandse valuta aan.

De voorstanders van sancties troosten zich met de gedachte dat de Russische economie alleen maar groeit door haar immense oorlogsinspanningen, en dat deze groei dus zou moeten uitmonden in een algemene crash. Intussen is het not done om erop te wijzen dat de economie in de EU zelf door die sancties zwaar getroffen is. En niet eventjes, maar op lange termijn. De investeringstrek naar het westen, voorop de VS, en naar het (Verre) Oosten, is een tendens op lange termijn. Het is dus een vlucht naar grotere winstvoeten. Europese leiders hebben vruchteloos de reis naar Washington gemaakt om de Amerikaanse handelspolitiek te wijzigen. En Biden deed geen enkele concessie. Kortom, Europese bewindvoerders beseffen zeer goed dat hun naties onder de sancties lijden, maar op het Europese niveau mag dit niet als dusdanig publiek worden verwoord. De meetbare economische schade behoort tot de taboesfeer. Sociaaldemocraten, groenen, liberalen, conservatief rechts, … allen houden zij zich aan de ideologische omertà. En hierbij spinnen vooral uiterst-rechtse groepen in pakweg Duitsland of Tsjechië garen. Mensen komen daar daadwerkelijk op straat om de negatieve gevolgen van de sancties in hun dagelijks leven aan te kaarten. Binnen de linkerzijde hoor je alleen kritiek van de groep van Sahra Wagenknacht (ex-Die Linke). Deze algemene gelaten houding is het directe gevolg van de lange geschiedenis van politieke afhankelijkheid tegenover de VS (Irak, Afghanistan, etc.). Het is tekenend wanneer zelfs Japan en Zuid-Korea qua beleidsdoelstellingen niet al te onderdanig willen zijn tegenover de Amerikaanse China-politiek.

Ideologische verwatering van de sociaaldemocratie

In het verlengde van het “declinisme” ligt de ideologische verwatering van de klassieke politieke blokken. We vinden deze verwatering bij machtspartijen die zichzelf als liberaal omschrijven (de Macronie zit in het Europarlement bij Renew) of bij wat resteert aan sociaaldemocratie in Midden-Europa en de Balkan. De Europese Socialistische Partij moest vorig jaar twee Slovaakse partijen, waaronder die van vorig en huidig premier Robert Fico, schorsen. Niet alleen omdat ze een coalitie vormden met een rechts-nationalistische partij, maar ook omdat het ideologische onderscheid totaal is weggevallen. De Roemeense sociaaldemocratie trok samen met de Orthodoxe kerk naar de kiezer om het homohuwelijk te verbieden (de kiezer gaf verstek). 

In Oost- en Midden-Europa dreigen veel sociaaldemocratische partijen te verdwijnen. Na de implosie van de poststalinistische systemen zijn veel machtspartijen omgedoopt tot sociaaldemocraten en gingen ze, deze keer met open verkiezingen, in talrijke landen regeren. In Polen werd een oud-minister van het oude systeem, Aleksander Kwasniewski, premier. De sociaaldemocratie floreerde goed in Roemenië, Bulgarije, Tsjechië en Hongarije. Vandaag zijn de meeste van die partijen marginale fenomenen geworden. Terecht worden ze geassocieerd met harde neoliberale maatregelen en alomtegenwoordige corruptie. Enkele van die partijen zijn compleet ontaard tot rechts-populistische partijen, met op kop de Slovaakse Smer van Fico. 

Ook in West-Europa zijn veel sociaaldemocratische partijen verzopen in het neoliberale bad. De Franse PS is niets meer dan een ruzie onder partijnotabelen over hoe een bestaansreden te hervinden. De Franse PS leek tien jaar eerder oppermachtig: in 2012 was François Hollande president, de baas in het nationale parlement en de meeste regio’s. Vijf jaar zwaar neoliberaal beleid volstonden om de PS te marginaliseren. De Italiaanse Democratische Partij, die expliciet stelt dat zij niet uitsluitend uit sociaaldemocraten bestaan, haalde tien jaar geleden ook een daverend succes met Matteo Renzi. Diens rechtse beleid, met onder meer de (anti-)arbeidswet, speelde het klaar om de achterban zodanig te ontmoedigen dat de Italiaanse linkerzijde nauwelijks nog iets voorstelt. De noordelijke sociaaldemocraten hebben beter standgehouden, maar het zijn vooral de Iberische collega’s die vooralsnog overeind blijven, deels omdat ze een beleid voerden dat nog sociaaldemocratisch kan genoemd worden. Grosso modo wegen de sociaaldemocraten electoraal steeds lichter en uiterst-rechts scheert steeds hogere toppen. Veertig procent van het Italiaanse electoraat stemt op extreemrechts, in Frankrijk is dat 38%, en in Hongarije behaalden ze eenvoudigweg een meerderheid.

Lichtpunten?

In een groot deel van Europa behoort radicaal-links nog steeds tot de marge, zeker wat betreft Centraal-Europa en de Balkan. In Italië schieten alleen enkele puinhoopjes over. De eeninstorting van de Italiaanse linkse erfenis heeft een datum: de verkiezingen van 2007. Toen kwam de regering Prodi tot stand waarin de Rifondazione Comunista en de communistische PdcI samen regeerden met reactionaire politici zoals Clemente Mastella, die de regering deed vallen in ruggespraak met het Vaticaan. Er was nadien enkele keren hoop: Podemos in Spanje, het linkse verbond in Portugal, Syriza in Griekenland, Die Linke in Duitsland, langer geleden de SP in Nederland, LFI in Frankrijk. En in België met de recente opmars van de PVDA-PTB.

De huidige zwakte van politiek links valt samen met een afzwakking van de syndicale macht binnen de mondiale neoliberale constellatie. In de VS gaf Ronald Reagan in 1980 het signaal met het breken van de staking van de luchtverkeersleiders. In 1983 bracht de Britse premier Margaret Thatcher de vakbonden een zeer zware slag toe met haar succesvolle uitputting van de mijnwerkersstaking. En intussen was er ook in de EG een belangrijk keerpunt met de mars van de 40.000 in Turijn: 40.000 personeelsleden van Fiat, overwegend kaderleden, kwamen op straat tegen de vakbonden. De jaren nadien volgde de ene nederlaag na de andere. De voorbije decennia zagen we vooral een lange opvolging van syndicale nederlagen als het ging over het opeisen van sociale rechten. Zoals vorig jaar met de pensioenwet in Frankrijk, terwijl bij ons ook Delhaize geen overwinning kon brengen. 

Opeenvolgende nederlagen leidden tot demobilisatie in een klimaat van verregaande depolitisering, wat op collectief niveau een tanend inzicht in de klassenverhoudingen van de maatschappij met zich meebrengt. Veel centrumlinkse partijen zijn niet meer in staat om te denken in termen van klasse en economische machtsverhoudingen. Intussen worden geleidelijk allerlei democratische rechten en vrijheden afgebroken en instellingen uitgehold – in welk Europees land speelt de volksvertegenwoordiging nog een doorslaggevende rol? Hoeveel politieke partijen zijn zelf nog democratisch georganiseerd? Hoeveel politieke partijen hebben nog een pak leden? Partijen zijn toch bouwstenen van democratie, maar na de leegloop nog nauwelijks skeletten. Partijcongressen geven nog zelden gelegenheid tot grondige debatten, ze zijn louter bedoeld als reclameboodschappen. 

In die context is het voor rechts, de verdedigster van de kapitalistische orde, gemakkelijk om te knagen aan de veelal met strijd verworven democratische rechten en vrijheden. De vrijheid om te betogen staat onder druk. Vooral de manifestaties in solidariteit met de Palestijnen zijn her en der zeer repressief aangepakt. Idem voor het zo belangrijke stakingsrecht. Bijvoorbeeld de nieuwe rechtse regering in Finland wil dit aan banden leggen. In België was er gelukkig tijdig weerwerk tegen de plannen van toenmalig Minister van Justitie Vincent van Quickenborne om het betogingsrecht te ondermijnen. De Franse premier Gabriel Attal wenst het stakingsrecht in de transportsector te verbieden. En milieuactivisten worden in het Verenigd Koninkrijk behandeld onder de secties van het strafrecht.

Geleidelijk wordt die zogenaamde illiberale en dus uitgeklede democratie elke dag iets concreter. Er zijn geen coups zoals vorige eeuw nodig, het is de softe weg naar een ‘softe’ dictatuur van het kapitaal. Uiterst rechts is op enkele uitzonderingen na, gebanaliseerd, genormaliseerd. De massabetogingen tegen AfD in Duitsland zijn een zeldzaam lichtpunt waarvan het resultaat nog valt af te wachten.