De klimaatproblematiek vergt niet alleen een diepgaande analyse over hoe we in deze dramatische situatie zijn beland. We hebben ook nood aan een uitgedacht perspectief, waarbij een algemene en structurele wereldbeschouwing noodzakelijk is. Ik geef in zes stellingen weer hoe we het idee van ecosocialisme als alternatief voor de huidige crisis kunnen uitbouwen in de realiteit.
Ludo De Witte is auteur van Als de laatste boom geveld is, eten we ons geld wel op. Het kapitalisme versus de aarde, EPO (2017), en van De moord op Lumumba, Kritak/Lannoo (heruitgave 2020).
1. COVID-19 als jongste waarschuwing.
Het laatkapitalisme staat voor globalisering: de opsplitsing van de productie in een eindeloze reeks van fases uitgevoerd waar de arbeidskosten het laagst zijn en de reglementering het zwakst is. Het zorgt voor mondiale productieketens, waarin grondstoffen, producten en hapklare porties over vele duizenden kilometers worden vervoerd in megacontainerschepen, trucks en vliegtuigen. De kosten worden op mens en planeet afgewenteld. Ook COVID-19 is een afgewentelde ‘kost’ van het laatkapitalisme. De pandemie heeft als vertrekpunt een ‘natuurlijk’ virus dat van dier op mens is overgesprongen: het is een zoönose of een infectieziekte van dierlijke oorsprong. Uitbraken van dergelijke infectieziekten gebeuren steeds frequenter. Een team van professor ecologie Kate Jones (UCL) identificeerde 335 ziekten die tussen 1960 en 2004 opdoken. Meer dan 60% ervan waren zoönosen. Voor een verklaring wijst Jones naar de ontwrichting van eeuwenoude bossen en wouden door houtkap, akker- en mijnbouw, wegenbouw en verstedelijking. “Virussen worden gemakkelijker doorgegeven in verstoorde habitats, en dan staan we verbaasd dat er nieuwe opduiken.”
De agro-industrie, investeringsfondsen en landen als China en de Golfstaten leasen of kopen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika uitgestrekte gebieden. Noem het bij zijn naam: ecologisch imperialisme. Volgens de Wereldbank werd in 2008, 2009 en 2010 alleen al ongeveer 60 miljoen hectare landbouwgrond onder buitenlandse controle gebracht, goed voor achttien keer de oppervlakte van België. Ze plukken het land kaal, halen waterbassins leeg en vernietigen habitats. David Quammen, auteur van Spillover: Animal Infections and the Next Pandemic: “ We vellen bomen, doden dieren of sturen hen in een kooi naar vleesmarkten. We verstoren ecosystemen, en we schudden virussen los van hun dragers. Wanneer dat gebeurt, dan hebben ze een nieuwe gastheer nodig. Dikwijls zijn wij dat dan.” Professor epidemiologie Marius Gilbert (ULB) wijst op de duidelijke link “tussen de opkomst van erg pathogene vogelgriepvirussen en megafokkerijen van gevogelte.” Industriële kwekerijen zorgen voor dicht opeengepakte, genetisch vrijwel identieke ‘vleesdragers’ met een verzwakt immuunsysteem waar een virus met groot gemak doorheen raast en zo aan agressiviteit wint. Een team van tien topwetenschappers onderzocht dergelijke transformaties (‘conversion events’) tot gevaarlijke ‘stammen’ van griepvirussen van het H5- of het H7-type. Ontnuchterende vaststelling: 37 van de 39 gedocumenteerde transformaties sinds 1959 gebeurden in commerciële fokkerijen van gevogelte.
En dat is niet enkel een probleem van wet markets in China. Zo is H1N1 (varkenspest) afkomstig van een gemuteerd virus dat voor het eerst in de VS werd gedetecteerd, in 2009. Het virus doodde in het eerste jaar van uitbraak tussen 150.000 en 575.000 mensen. Deze eeuw kende Europa twee grote uitbraken van ziekten die vanuit de intensieve veehouderij oversprongen op mensen. In 2003 raakten duizend mensen besmet met het vogelgriepvirus; een dierenarts stierf eraan. Tussen 2007 en 2011 kwamen geitenhouderijen in de greep van Q-koorts, met duizenden chronische zieken en bijna honderd doden als gevolg. Wanneer ik deze lijnen neerschrijf (medio november 2020) worden wegens virusuitbraken nertsenkwekerijen in Denemarken geruimd en het gevogelte bij ons opgehokt. Vleesfabrieken als broeikassen van potentieel gevaarlijke pandemieën: het is slecht nieuws voor dit land, met een machtige agro-industriële lobby en megastallen waarin permanent 2,5 miljoen koeien, 6 miljoen varkens en 40 miljoen kippen worden opgekweekt.
David Harvey zegt het met een metafoor: met corona deelt de natuur een mokerslag uit, als wraak voor een halve eeuw mishandeling door een ontspoord neoliberaal extractivisme. Een korte keten-landbouw met een minimale vleesproductie, en een omvorming van de gehele economie volgens ecosociale principes is onafwendbaar, willen we de mensheid van pandemieën, klimaatchaos en luchtvervuiling redden.
2. Het laatkapitalisme is in de greep van decadentie.
Beschavingen functioneren zolang de belangen van de heersende klasse compatibel zijn met wat nodig is om de economie gaande te houden. Dat is almaar minder het geval: de winsthonger van het beursgenoteerde grootkapitaal vernietigt de soepele werking van het kapitalisme. De markteconomie spuwt zoveel goederen uit dat overproductie haar natuurlijke staat is. Kredietverstrekking moet de afzet verzekeren. De schuldenberg van gezinnen, bedrijven en overheden is de monetaire tegenhanger van die overproductie. Vandaag piekt de openstaande wereldschuld op 277.000 miljard dollar, goed voor 3,5 keer de waarde van de mondiale output. Explosieve schuldengroei is een van de drie ruiters van de kapitalistische apocalyps die mensheid en natuur op weg naar een dystopische toekomst zetten. De twee andere zijn afnemende groei en groeiende ongelijkheid. Het zijn drie lange termijn-
tendensen die elkaar versterken. Want groeiende ongelijkheid zorgt voor kleinere groei, omdat het de vraag drukt. Schuldenbergen zorgen voor financiële bubbels en dus voor instabiliteit, maar ook voor meer ongelijkheid. Tragere groei zorgt voor conflicten over herverdeling, wat op zijn beurt voor een instabiel ‘ondernemersklimaat’ zorgt. De coronapandemie versterkt die structurele onevenwichten: méér schulden, minder groei en meer ongelijkheid. De concentratie en centralisatie van het financiekapitaal zet zich met verdubbelde kracht door. Zo steeg de beurswaarde van de vijf techgiganten Apple, Amazon, Microsoft, Alphabet en Facebook de eerste negen maanden van 2020 met bijna 40%. Achter die groei gaat een sociale omwenteling schuil: Amazon (en Bol.com en AliExpress…) vaagt de kleinhandel en zo dus ook het sociaal weefsel van onze buurten en wijken weg.
Het kapitalisme vernietigt ook de eigen bestaansvoorwaarden. De ongebreidelde toename van de materiële productie stoot op de biofysische grenzen van de eindige aarde. Een ‘stabiele’ ontwikkeling van de kapitalistische economie, met lage werkloosheid, vereist een jaarlijkse groei van 3 procent, zo stelt de Europese Unie in haar Lissabonstrategie. Het betekent evenwel dat de mondiale productie elke 25 jaar verdubbelt, en in één eeuw zestien keer zo groot wordt! Wetend dat we vandaag al op de aardse reserves interen, zoals onder andere blijkt uit de decimering van waterbassins, de verzuring van de oceanen en de inkrimping van de biodiversiteit, is het duidelijk dat kapitalistische groei de ecosystemen vernietigt waarin het gedijt.
Klimaatverandering, of de vervuiling van de atmosfeer met broeikasgassen, is een manifestatie van die vernietiging. De broeikasgasuitstoot hinkt de groei van de materiële output achterna. De groei-imperatief is de god van onze politieke elites en van andere groepen wier belangen innig verbonden zijn met die van de laatkapitalistische orde: de financieel-economische elite, het bedrijfsmanagement, de hogere ambtenarij en het topkader van essentiële staatsapparaten zoals gerecht, leger en media. Terwijl de trein met de mensheid erop stuurloos naar de afgrond raast, is hun enige zorg hoe ze de locomotief van nog meer brandstof kunnen voorzien, opdat hij nog harder zou rijden. Met als resultaat dat tussen 1992 en vandaag – een periode van drie decennia van klimaattoppen en conferenties – de mondiale broeikasgasuitstoot met 60% is toegenomen! Het vertaalt zich in de onwil om Runaway Climate Change af te wenden: het Klimaatakkoord van Parijs (2015) zal, zo alle regeringen hun beloftes houden, zorgen voor een temperatuurstijging met 3 tot 4° – terwijl het kritieke omslagpunt dat ons op weg naar oncontroleerbare temperatuurstijgingen zal zetten, +1,5° is. De elites spelen Russische roulette, want ze hopen dat een technologisch wondermiddel wordt ontdekt dat massaal broeikasgassen uit de atmosfeer kan halen.
De decadentie vertaalt zich ook op het politieke vlak. Rechts-populistische stromingen, met in hun schoot neofascistische netwerken, zetten de arbeidersklasse op tegen de geschoolde middenklasse (‘de culturele elite’), wat de volksklassen verdeelt en de financieel-economische elites buiten beeld houdt. De verkiezing destijds van een onberekenbare, narcistische clown als Donald Trump tot president van de VS zegt veel over het onvermogen van het Amerikaanse establishment om zijn politiek personeel in de hand te houden. Ook het feit dat de Democratic Party niet verder komt dan met Joe Biden het Obama-tijdperk nog eens dunnetjes over te doen – terwijl Trump voortkwam uit Obama – zegt veel over de ontreddering van de Amerikaanse burgerij. Trump gaat, maar het trumpisme blijft. De elites keren zich almaar meer naar ondernemers voor de oplossing van maatschappelijke problemen. Hun recepten staan voor de afbouw van sociale bescherming voor de massa, en voor wetgeving op maat voor de rijken. Als het kapitalisme het neoliberale wondermiddel tegen alle maatschappelijke kwalen is, dan wordt de samenleving best geleid zoals een groot bedrijf. Superrijken moeten zorgen voor wie uit de boot valt, en mecenassen als Fernand Huts voor cultuur. In zo’n omgeving is Trump geen aberratie. Trump was de succesvolle ondernemer die de VS weer groot moest maken, zoals Bill Gates Afrika moet redden, Jamie Oliver de wereld van obesitas moet bevrijden en Richard Branson de planeet van klimaatverandering.
3. Het traditionele ecologisme is in crisis.
Rachel Carsons boek Silent Spring (1962) is de geboorteakte van het moderne ecologisme. In dat boek neemt ze de pesticiden van de petrochemische industrie op de korrel. De belangrijkste oorzaken van de ecologische destructie, zo schrijft ze, zijn “de goden van winst en productie (…) in een tijdvak gedomineerd door de industrie, waarin het recht om ten koste van alles 1 dollar te verdienen zelden in vraag wordt gesteld.” Sindsdien hebben ecologisten de aandacht verlegd van die winstgedreven productie naar de gevaren van ‘groei’. Ze dromen van een stationaire of circulaire economie. Tim Jackson, Kate Raworth en hun collega’s proberen al decennia een geloofwaardig scenario naar een nulgroei uit te tekenen, zonder succes. Aangezien ze niet aan de oorzaak – de modus operandi van het kapitalisme – willen raken, is hun zoektocht naar een nulgroei de kwadratuur van de cirkel. Groei is immers niet het probleem, maar het rampzalige gevolg van een economisch stelsel waarin beursgenoteerd kapitaal móet groeien, op straffe van dood geconcurreerd te worden door bedrijven die wél groeien en zo kunnen investeren in productiviteitswinsten. Een stationair kapitalisme is een contradictio in terminis. De ceo’s van BMW, IKEA, Ryanair, Delhaize en Hema hebben geen keuze: niet groeien betekent ontslag, of de transfert van aandeelhouderskapitaal naar lucratievere investeringen.
Het ecologische zwaktebod luidt: consumeer minder en anders. Morele oproepen over verwoestijning, de reductie van de biodiversiteit of het platbranden van het Amazonewoud vallen evenwel op een koude steen bij brede bevolkingslagen, want die zijn geatomiseerd en beneveld door de dominante ideologie die de maatstaf van een goed leven reduceert tot wat men bezit. Voedselteams en deelinitiatieven zijn bouwstenen voor een nieuwe samenleving. Maar op zich zullen ze het roofkapitalisme niet marginaliseren. Een systemische aanpak dringt zich op.
Ecologisten pleiten voor taksen op vervuilende producten en diensten. Taksen op wegwerpverpakkingen, benzine en vliegtuigreizen komen echter neer op inleveringen. Zo’n ecokapitalistische maatregelen keren brede bevolkingslagen van ecologische bekommernissen af – denk aan het succes van de slogan ‘Heb je poen, stem dan Groen’, tijdens de verkiezingscampagne van 2019. Ze hebben bovendien een beperkte impact, want bedrijven besteden kolossale budgetten aan marketing om de boodschappentas van de consument vol te stouwen. Data mining zorgt voor targeted advertising: ons surfgedrag wordt omgezet in reclame die zich ent op onze interesses en gevoelswereld. Alle sectoren van het leven worden in reclameboodschappen ‘geformatteerd’. Voeding en kledij, maar ook diepmenselijke belevingen op het vlak van cultuur, sport, godsdienst, gezondheid, opvoeding, seks en relaties worden eraan onderworpen en oriënteren de libido consumandi naar impulsieve of dwangmatige consumptie.
4. Groenen en sociaaldemocraten hinken op één been.
De verkiezingsuitslag van 2019 legt het fundamentele probleem van links bloot: de onwil en het onvermogen van single-issue bewegingen en partijen om brede bevolkingslagen te enthousiasmeren voor een globale aanpak van de ecologische, sociale en economische problemen. Ecologische bekommernissen raken vooral de hearts en minds van de stedelijke middenklasse. De grote massa van arbeiders, lagere bedienden en ambtenaren, kleinhandelaars, flexwerkers en steuntrekkers voelt zich niet aangesproken. Politici en massamedia houden hen voor dat klimaatmaatregelen ‘gewone mensen zullen pijn doen’. Zo drijft de elite een wig tussen klimaatactivisten en ‘de gewone man’; tussen ‘welgestelde bakfietsers’ en ‘hardwerkende Vlamingen’. Die framing werkt – ook omdat er geen weerwerk komt van de sociaaldemocratie die blijft mikken op groei-voor-alles in functie van meer materiële welstand voor de volksklassen.
Het gevolg? Een ambitieus klimaatbeleid staat hoog op het prioriteitenlijstje van de bevolking, maar weinig mensen willen daarvoor betalen. Neoliberale politici hebben immers gelijk wanneer ze stellen dat klimaatmaatregelen veel geld kosten. In een diepgaand dossier, gebaseerd op wetenschappelijke studies van CLIMACT en het VITO, lijst De Standaard op wat er moet gebeuren om de klimaatdoelstellingen te halen. De titel van het artikel spreekt boekdelen: ‘Waarom u wakker moet liggen van ons klimaatbeleid’ (14/10/2017). Er zijn systemische transities nodig. Een complete transformatie van onze koolstofverslaafde, op oneindige groei ingestelde economie. De uitstoot van broeikasgassen daalde tussen 1990 en 2017 met 1% per jaar, terwijl die vanaf nu tot 2050 met 8 tot 10% per jaar zou moeten dalen. Dat vereist, onder meer, drastisch snijden in activiteiten die broeikasgassen uitstoten.
De modale burger wil amper bijdragen voor die transitie. Een representatieve peiling van mei 2019 leert dat 63% van de Belgen bereid is te investeren in maatregelen die men kan terugverdienen, zoals de installatie van een warmtepomp, maar slechts 17% gaat akkoord met maatregelen die netto per jaar ‘iets’ kosten. In de collectieve psyche is ‘de staat’ vooral bezig met de kleine man de laatste centen uit de portefeuille te halen om ‘de zakkenvullers’ te bedienen. De overheid wil Jan Modaal voor ‘de klimaatobsessie’ van de middenklasse laten opdraaien, daarvan is de grote massa overtuigd. Het klimaatgekrakeel klinkt bij velen als de ouverture van een zware ronde inleveren, met klimaatactivisten als nuttige idioten die de inleveringsmachine van de overheid smeren. De feiten spreken die volkse overtuiging niet tegen. In Frankrijk hebben zowel Hollande als Macron ‘groene’ fiscale lasten opgelegd om belastingverminderingen voor het patronaat te compenseren. De Franse Gele Hesjes pikten het niet, en terecht! Europese CO2-heffingen zorgen bij ons ervoor dat de zware industrie hogere elektriciteitsfacturen krijgt aangerekend. Zet dat de metaalbedrijven en de petrochemie onder druk om hun uitstoot te verminderen? Neen, want de Vlaamse regering gaf die bedrijven – ter bescherming van ‘de concurrentiepositie’ – een financiële compensatie. Zo kregen Total, Exxon Mobil en Arcelor in de periode 2014-2019 230 miljoen euro toegestopt uit het Vlaamse Klimaatfonds, om zonder extra kosten te kunnen doorgaan met vervuilend elektriciteitsverbruik!
De sceptische meerderheid is niet ongeïnteresseerd. Maar precies omdat ze bezorgd is én zich gerold voelt, reageert ze emotioneel-afwijzend. Denk aan de demonisering van Greta Thunberg en Anuna De Wever op social media, waarop alle frustraties en onbehagen worden geprojecteerd: arrogante, drammerige wichten die onze auto en jaarlijkse vliegvakantie willen afpakken. Een harde waarheid dringt zich op. De actuele klimaatbeweging zit aan haar ‘sociologisch maximum’: ze bereikt een dynamische minderheid, maar wel een minderheid. Groenen en sociaaldemocraten, ingekapseld in het bestel, kijken van dat epineuze probleem weg. Hoe het broodnodige draagvlak voor een duurzame transitie verwerven? Het vereist een alomvattend, wervend perspectief dat de wantrouwige meerderheid geruststelt.
Groenen en sociaaldemocraten zijn niet voorbereid op zo’n ingrijpende switch. Ze hinken allebei op één been. De eersten focussen op ecologische aspecten, de tweeden op sociale vraagstukken, hoewel beide innig met elkaar vervlochten zijn. Ze hebben hun potentiële electoraat verkaveld in twee aparte niches: een stedelijke middenklasse aan de ene kant, en de arbeidersklasse aan de andere kant. Een blikvernauwing die hen drijft naar een focus op partiële thema’s, toegesneden op maat van hun doelniche. Een blikvernauwing die past in hun strategie tevreden te zijn met deelname aan neoliberale regeringen met een sociaal of groen randje.
5. Ecosocialisme is onversneden socialisme.
Drie decennia neoliberale pensée unique hebben er diep ingehakt. Vakbonden zitten in het defensief. Onbehagen, wantrouwen en frustraties vertalen zich in breedgedragen rechts-radicalisme. Ecologische bekommernissen vertalen zich in een waaier van links-liberale tot reactionaire stromingen, gaande van pleidooien voor korte keten-productie tot een misantroop escapisme, zoals deep ecology.
Ecosocialisme zet zich af tegen die met het neoliberalisme compatibele stromingen. Ecosocialisme is géén sociaal ecologisme, géén fusie van ecologisme en sociaaldemocratie, maar ondubbelzinnig socialisme. Het doel is zonneklaar: een samenleving waar mens en natuur niet worden onderworpen aan de dictaten van winst en blinde accumulatie, maar solidariteit, welzijn en ‘het goede leven’ centraal staan. Assen zijn de afbouw van vervuilende, gevaarlijke en overbodige sectoren. De uitbouw van koolstofarme openbare diensten. Een omvangrijke duurzame lokale economie. Afbouw van subsidies voor salariswagens. Een Marshallplan voor de renovatie van verloederde stadswijken: 30 procent van onze eengezinswoningen dateert van voor 1940 en amper 16 procent is goed geïsoleerd. Stadsontwikkeling gefocust op geconcentreerd wonen en op het samenbrengen van crèches, scholen en rusthuizen op plaatsen waar het gebruik van openbaar vervoer of de fiets voor de hand ligt. Stimuli voor coöperaties, te beginnen met die in de korte keten-landbouw.
De transitie vereist een sterke en dirigerende overheid die door middel van democratische planning greep krijgt op fundamentele sectoren zoals de financiële sector, nutsbedrijven, openbaar vervoer, gezondheids- en welzijnssectoren. Planning die ook kmo’s, ambachtslui, coöperaties en boeren ondersteunt. Wie planning afwijst, moet weten dat bedrijven als Volkswagen, Unilever of Apple vele tienduizenden werknemers op alle continenten tewerkstellen: dat gaat niet zonder doorgedreven planning. Het ecosocialisme beoogt een rationele planning die de chaotische planning ten dienste van enge bedrijfsbelangen overstijgt. Noem het een behoefte-economie, een economie op maat van de mens of ecosocialisme – de naam doet er niet toe.
6. Naar een Staten-Generaal voor een sociaal rechtvaardige transitie.
Een geloofwaardig alternatief vereist aanwijsbare oplossingen, hefbomen en middelen. Het socialistische paradigma moeten we vertalen in een transitieprogramma dat inzet op de wederzijdse versterking van ecologische bewogenheid en sociale rechtvaardigheid. Zo een programma vereist de expertise van tienduizenden mensen. Van spoorwegpersoneel dat weet hoe we de spoorwegen kunnen transformeren tot een goedkoop, performant en fijnmazig vervoersnet. Van architecten, milieu-activisten en stadsplanners die weten waar en hoe we woonzones kunnen verdichten. Van personeel in de welzijnssector. Van fiscalisten die met voorstellen komen voor een rechtvaardig belastingstelsel, zodat we miljarden uit de vergeetput van ontwijking en fraude recupereren.
Kortom, dergelijk transitieprogramma moet van onderuit tot stand komen. Uitgewerkt door vakbondsafdelingen, milieuorganisaties, fietsersbonden, ouderenverenigingen, sociaal-culturele verenigingen en de informele groene, sociaaldemocratische en christendemocratische netwerken. Dergelijk gedragen programma kan wervend werken, want het komt niet van slechts enkele experts, maar van organisaties met wortels tot diep in onze stadswijken en dorpen. Dergelijk programma biedt een perspectief op haalbaarheid als onze progressieve partijen, bewegingen en middenveldorganisaties een pact sluiten om hierrond de samenleving te mobiliseren en het te vertalen in beleid. Waar blijft die Staten-Generaal van het Klimaat en Sociale Rechtvaardigheid?